Intro
Herfst 2014 ben ik op een rondreis gegaan langs de slagvelden van de Eerste Wereld Oorlog. Door een rustige periode (qua werk) in de voorgaande winter heb ik vele reportages kunnen kijken over deze oorlog. Een oorlog waarover ik zelf ook maar heel weinig wist. Dit bracht mij op dit reisdoel. In dit relaas vertel ik zowel over mijn ontdekkingen tijdens deze reis als over de verschrikkingen die in deze contreien hebben plaatsgevonden. Tijdens mijn reis langs het westfront van ‘de Grote Oorlog’ ben ik op zoek gegaan naar sporen van dit zwarte hoofdstuk uit de menselijke geschiedenis. Het kan zijn dat de vertellingen zwaar wegen voor de gevoelige mens, maar ik voel het als mijn plicht deze geschiedenis te beschrijven en de herinnering aan deze titanenstrijd levend te houden omdat de mens nooit mag vergeten wat daar heeft plaatsgevonden. Om die oorlogsdaden te compenseren probeer ik ook het mooie en mysterieuze van het leven te ontrafelen. En of dit gelukt is is aan de lezer om te bepalen. Dus reis met mij mee naar deze lang vervlogen en, voor de meesten, haast vergeten tijd.
Let wel dat de details over de slagen zijn opgediept uit mijn aantekeningen en geheugen. Die gegevens heb ik weer uit reportages en interviews met overlevende van de strijd en het kan zijn dat sommige getallen enigszins afwijken van elders vernoemde getallen, afhankelijk vanuit welke bron je tapt. Echter, het gaat mij er hier om de ervaringen van de soldaten en waanzin op de slagvelden zelf te vertolken, niet om een exact naslagwerk te creëren over ‘De Grote Oorlog’.
Voorbereidingen
Sinds Australië wil ik eigenlijk weer op reis met een campertje. Dat soort reizen beviel me wel. Vond het voorheen altijd meer iets voor gepensioneerden, echter zulk een vrijheid en de mate van comfort heb ik met andere manieren van vakantie vieren niet ervaren. Wilde graag weer naar Ozziestan, maar had daar simpelweg de centjes niet voor. Wilde ook graag weer eens even met mijn detector spelen, dus wat dan?
Begin van het jaar was het erg rustig qua werk. Hierdoor heb ik veel reportages zitten kijken op internet. Velen daarvan gingen over de eerste wereld oorlog; ‘De Grote Oorlog’. Een relatief onbekende oorlog voor de meeste Nederlanders inclusief mij. En dus kwam het idee om de slagvelden van deze oorlog af te reizen. Om eens echt die slagvelden te ervaren en naar sporen te zoeken met de detector. Want door het statische van dit conflict is dat een relatief klein gebied. Het Westfront heeft zich immers voornamelijk afgespeeld in vaste loopgraaflinies. En is daardoor “maar” +/- 750 kilometer lang en hooguit een paar honderd kilometer breed. Ik beperk me wel tot het Westfront. A: omdat het Oost- en Zuidfront te ver reizen zijn voor mijn reistijd en B: omdat ik de Balkan talen en Russisch slecht begrijp. En het Atlantische front is sowieso vrij lastig af te reizen met een camper, maar dat spreekt voor zich.
Wat mij zo fascineert aan oorlog en voornamelijk aan de Eerste Wereldoorlog is hoeveel moeite, tijd, geld, leed en grondstoffen men inzet zodra het erop aankomt anderen uit te roeien. Als we net zoveel moeite zouden doen om de oorzaken van conflicten op te lossen zou er geen oorlog zijn ontstaan. En dan voelt iedereen zich nog beter ook! Maar dat later.
Zo, dus eerst een camper regelen. En dat is “verrassend” eenvoudig voor de periode oktober. Wil wel weer een kleinere camper. Ik reis sowieso alleen en die zijn een stuk betaalbaarder. Daarnaast; wat is het nut van reizen met zo’n bakbeest? Bang voor een ongemak? En er zijn bakbeesten te krijgen… Karamba! Dan heb je kamperen niet echt begrepen. Kamperen; ‘back to gigantic!?’.
Het is een verhoogde Volkswagen bus geworden. De voorbereidingen qua spullen is wel complexer dan Ozzigië. Ga in de herfst naar noord Frankrijk met grondsoorten als klei, rots en modder. Dus kleding, schoeisels en graaf gereedschap eisen iets meer aandacht. Daarnaast weer heel druk met werk, dus ik ga niet echt ontspannen en uitgerust op pad. Maar goed, op naar het strijdgebied van 1914 tot en met 1918.
Dag 1
5-10
Camper en benodigdheden heb ik al eerder gehaald, dus hoop ik rond twaalf uur te gaan rijden. Maar de ‘to do list’ houdt maar niet op. Vertrek uiteindelijk om 14:30 uur. Het is minimaal 3 uur rijden naar Mons, België. Hier heeft de eerste forse slag van de Eerste Wereldoorlog plaats gevonden, dus dat lijkt me een logisch beginpunt voor de vakantie.
Zal niet teveel vervelen met de route erheen; Rotterdam, Breda, Antwerpen, Brussel en dan… jawel, Mons (Bergen voor de Vlamen). En misschien had ik een iets te historisch beeld van deze stad door al die oorlogsreportages, maar als ik rond 17:30 uur Mons binnen rijd… wat een domper! Het is een zeer troosteloze, Belgische, industriestad. Hier maar snel weg! Dan maar in de omgeving een overnachtingsplek zoeken. Er zou een aardig formaat nationaal park ten westen van moeten liggen, echter kan het maar niet vinden. Rijd door een, wat lijkt, ellen lange achterbuurt. Een weg met aan beide kanten vervallen bebouwing. Groepen duistere types hangen rond en teveel vrouwen die iets teveel aan een beroepsgroep met geslachtsziektes doen denken. Verder door maar. Rijd west, noordwest, zuidwest en zuidelijk van Mons, maar op de een of andere manier eindig ik steeds weer bij Mons!? Rijd lange tijd, volgens de kaart en mijn gevoel, zuidwest en wat denk je…? Kom uit het oosten weer op de hoofdweg naar Mons! Snap er helemaal niets meer van. En okay, het is donker, maar dit kan niet! Weet daarna de E19 te vinden, maar natuurlijk is de oprit die ik moet hebben dicht. Dus kan ik er alleen op richting, jawel, Mons! Het is nu al voorbij 20:30 uur. Verderop bij een tankstation langs de snelweg gestopt, maar het is er zo druk en goor dat daar overnachten geen optie is. Verder door op de E19 er maar af en de snelweg weer op richting Frankrijk. Weg van Mons!! Mons is als dat lied; “Hotel California”. Je kunt er van wegrijden, maar je belandt er hoe dan ook uiteindelijk weer. Niet zo vreemd dat die Duitsers in 1914 direct doorstootten. Als je je daar ingraaft kom je er zeker nooit meer weg! Mons is als de Australische douane, je komt er maar niet voorbij. Mons, het is als een zwaar blok aan het been van mijn voortgang. Mons…? Het klinkt als een enge ziekte. “En dokter?” “Nou, meneer, ik heb vervelend nieuws, u heeft Mons.”
Op de E19 is er vlak voor de grens een truckstop. Rijd er maar op. Ziet er uit als de meest geschikte overnachtingsplek tot noch toe. Het is er relatief rustig (alle vrachtwagen chauffeurs slapen) en ‘schoon’, maar wel langs de snelweg. Ook is het er vrij donker ondanks een drie tal grote bouwlampen op hoge masten. Hier maar landen voor de nacht. Ben te moe om te gokken op iets beters verderop. Reed net namelijk bijna in op een baanafsluiting op de snelweg met m’n duffe kop. Dus parkeer ik mijn karretje ergens tussen de vrachtauto’s. Ga ‘m hier maar eens leren kennen. Moet ook al mijn bagage nog uitpakken en indelen. Dan uitvogelen hoe alles werkt. En dat is wel nodig ook, want ik begrijp zeer complexe processen, maar het uitklappen/ vouwen van het bed kost me behoorlijk wat denkwerk en tijd!
Zo, ben eindelijk gesetteld en zit nu met een biertje te ontspannen. Klaar voor de nacht. Bedenk me dat de b- en c-wegen in België veel weg hebben van die op Cuba, wat een beroerde kwaliteit.
’s Nachts word ik wakker. Moet zeiken als een reiger, dus de camper maar uit. Nou, als ik dan toch buiten ben dan rook ik er maar gelijk eentje. Zo buiten rokende zie ik verderop een rat scharrelen. Dan komt ie plots mijn kant op gerend (ratten lopen niet, ze rennen). Ik sta in de schaduw van de camper. Hij rent recht op me af alsof ie me iets wil melden. Ik blijf staan en kijk naar ‘m. Zo’n 20 centimeter voor m’n voeten houdt ie abrupt halt. Ik zie ‘m verstijft naar mijn schoenen staren. Dan kijkt ie langzaam omhoog. Enkels, onderbenen en knieën, echt zo van: ‘o shit!’. Ik zeg; ‘hallo beesie’. Dan stuift ie weg. Ik wilde ‘m niet laten schikken, maar het was wel grappig. Dag beesie.
Dag 2
Word wakker en heb heel lekker geslapen. Volgens mij is het al laat. Maar mijn telefoon (klok) zit in de ruimte onder m’n bed. Blijf nog even liggen. Als ik eenmaal opsta kijk ik eens naar buiten. Sta ik helemaal alleen. Alle vrachtauto’s zijn alweer vertrokken. Het is een bizar beroep; vrachtwagen chauffeur. Heel de dag op de weg, overnachten op een truckstop en vroeg weer verder om de lading te krijgen waar ie heen moet. Om zo je gezin een dak boven hun hoofd te bieden.
Knap mezelf iets op en wat eten. Dan om 11:00 uur (!) weer op pad. Ga een stukje verder door. Het is nu licht en lukt het mij misschien om uit de klauwen van Mons te ontsnappen. Besef dat mijn originele reisplan onrealistisch is. Wilde de slagvelden in volgorde van elkaar afreizen. Maar 100 jaar vooruitgang heeft teveel sporen gewist om dat interessant te maken. Het enige dat ik hier tegenkom zijn herdenking monumenten en begraafplaatsen. Stop niet bij allen, maar wel een paar. Het is een bizarre gedachten dat die mannen vochten en stierven, 100 jaar geleden, voor idealen die nu allang vergeten zijn.
Mijn route gaat van Valenciennes naar le Quesnoy via de D649 en de D934. Hier een verwijzing gevonden naar een Engels fort. Echter al staat dat ver van te voren overvloedig aangegeven. In de nabijheid is iedere verwijzing erheen verdwenen. Rijd rond maar vind het niet. Vind wel een Engelse begraafplaats. Rond de 130 graven van gevallen Engelsen bij de bevrijding van het dorp, begin november 1918. Eén steen vermeld zelfs een slachtoffer van begin 1919. Ofwel een langdurig lijden in een ziekbed om alsnog te eindigen als naam op een zerk op een veldje in het dorp; Beaudignies. Rijd verder naar Guise. De rit gaat enkel tussen de akkers. Overal worden volop maïs en suikerbieten geoogst. Vele landbouw voertuigen op de weg en bergen suikerbieten op de velden. Het moet allemaal zo goedkoop mogelijk dus gaat het zo massaal. In plaats van een boterham voor een ieder is het winst voor een enkele grootgrutter. Het gevolg van een systeem waarin de consument zo veel mogelijk wil verdienen maar een ander zo min mogelijk gunt door alleen nog maar te gaan voor goedkoop. En goedkoop sloopt uiteindelijk alles, maar dat tussendoor.
Guise is ook geen spektakel. Eet en koop er wat en ga maar weer verder. Heb er nog wel een begraafplaats bezocht met rond de 3000 gevallen Fransen soldaten. Kom nergens een stukje vrije natuur tegen om te bezoeken of om te kunnen overnachten. Op naar Laon dan maar. De borden zijn ongeveer net zo ‘overvloedig’ als in Australië. Moet voor bijna iedere route een paar keer keren omdat het zo duidelijk aangegeven staat. Na Laon (lijkt me wel een leuke stad met vele historische gebouwen) ga ik door naar Soissons, ook een strijdgebied in de Eerste Wereldoorlog (wat niet hier). Het is rond vieren, dus ook op zoek naar een geschikte overnachting plek. Kom een bord tegen dat verwijst naar ‘Lac de Merblublabla’ (Frans is niet mijn sterkste kant) en besluit daar maar heen te rijden. En wederom worden de borden schaarser naarmate ik het nader. Er eenmaal aangekomen is het een soort toeristisch park aan een meer. Het gaat om 17:00 uur dicht en er mag niet overnacht worden. Maar als ik de opzichter vraag waar dat dan wel zou kunnen verwijst ie me naar een veldje, vlakbij. In het Frans, maar toch begrijp ik ‘m. Rijd erheen en het is zowaar een leuk stekkie. En rustig. Parkeer de car en loop een rondje. Verheug me er nu al op om straks, als het donker is, met de zaklamp rond te lopen om wat fauna te zien. Ga de camper in om wat te eten en het begint te regen. En het houdt niet meer op. Dat wordt geen rondkijken vannacht. Het is toch anders hier dan in de republiek der Ozzieërs J.
Na een tijdje naar het getik van de regen op het dak te hebben geluisterd besluit ik mijn reis langs de slagvelden te beperken tot de hoofd gebieden: Ieper, la Somme en Verdun. Ik ben bang dat het anders drie weken tuffen tussen akkers wordt. En geen disrespect naar de mannen die vielen in andere slaggebieden, maar de omstandigheden vertellen mij dat dit zinvoller is. Ik bedoel; ieder dorp/plaatsje heeft een herdenkings monument en wat begraafplaatsen en zo doorgaan zorgt er alleen maar voor dat ik voornamelijk die ga zien, brandstof verstook en enkel bezig zal zijn een overnachtingsplek te vinden.
Dag 3
Echt waanzinnig geslapen. Ging rond 22:00 uur liggen en werd kwart over negen wakker uit een coma. Was gedesoriënteerd en voelde me haast dronken (en nee, ik was het niet). Moest even een kwartiertje zitten om wakker te worden. Zal slaap nodig gehad hebben, denk ik.
Om me wat op te frissen rijd ik naar het nabijgelegen recreatie park van gister. Heb daar water en tafels. En dan mis ik de rust van mijn vorige vakantie weer, want als ik boven een emmer water mijn haar sta te wassen kijken de enkele voorbijgangers naar me alsof ik een obsceen voodoo ritueel aan het uitvoeren ben. Eet wat en doe de afwas. Dan maar weer op pad. Via wat C-wegen richting Soissons. Kom langs, wederom, een begraafplaats. Een Duitse dit keer en flink groot. Het zijn gevallene uit zowel de eerste als de tweede wereld oorlog. Er liggen er haast 12.000 begraven. Op zich wel iets bijzonders. Het waren de vijanden, maar het is er heel goed onderhouden en zeer respectvol opgezet. Dan kom ik in Soissons. Weer zo’n grauwe industriestad waar ze ogenschijnlijk al jaren terug zijn gestopt met iedere vorm van onderhoud. Ik zie ook niemand vrolijk kijken. Waarom blijft een mens hier wonen? Snel maar verder. Binnendoor richting st-Quentin. Weer lekker tussen de akkers karren. Ik wist wel dat noord Frankrijk niet zo avontuurlijk zou worden als de laatste Australië trip, maar het is tot nog toe wel heel eentonig. Bij st-Quentin begin ik een bekend gevoel te krijgen: treurig en vervallen. Dan maar richting Péronne. Dat ligt aan de rivier ‘la Somme’. Ik hoop echt dat daar meer historie te vinden is. Er is daar flink gestreden, krap 100 jaar terug. In Péronne aangekomen begin ik wat hoop te krijgen. Het lijkt me er best gezellig en het ziet er redelijk verzorgd en onderhouden uit. Er is een oorlogsmuseum en een campinkje die zowaar nog open is. Ben er wel de enige, maar daar heb ik allerminst moeite mee. De eigenaar geeft me ook een kaart van de omgeving met alle oorlog bezienswaardigheden erop. Da’s mooi, kan ik morgen eens gericht op pad in plaats van doelloos rondkarren tussen de akkers.
Die Duitse begraafplaats brengt bij mij weer de vraag omhoog; hoe laten mensen zich zover brengen dat ze hun leven geven voor een leider en zijn doelen? En hoe krijg je mensen na zo’n Eerste Wereldoorlog zover om zich 21 jaar later wederom in een nieuwe oorlog te storten? Lieten de slachtingen van 1914/18 niet overduidelijk zien dat er alleen maar leed, armoede en ellende uit voortkomt? Is het puur groepsgedrag of domheid? Of beide? Ik denk dat het voornamelijk voortkomt uit de domheid van de massa. Want die is makkelijk bang te maken en te manipuleren. En hoe banger ze zijn hoe beter te sturen ze worden. Geef bange mensen een visie en een vijand en dan komt de agressie en haat vanzelf. Dat is hoe propaganda werkt. Toen en nu. Overdrijf de problemen, wakker het vuurtje aan en streel daarnaast flink het ego (hoe belangrijk en slim we toch wel niet zijn). Zodat de burger zich vooral superieur voelt ten opzichten van andere volken. Dan is het tuintje der bevolking rijp om te zaaien met de zaadjes van wantrouwen, conflict en oorlog. En hou die gegevens dan eens tegen het licht van deze tijd en er worden opeens beangstigende patronen zichtbaar!
Heb net even wat gegeten en zit wat uit te buiken op het bankje. En dan voel ik me zo alleen. Het is raar. Toen ik door Australië reisde was er niemand om me heen, tot in de wijde omgeving, en voelde ik me thuis. Maar ben ik in de nabijheid van vele mensen dan kan ik me zo eenzaam voelen. En hier, thuis of op m’n werk ben ik omringd door mensen en hun bijbehorende geluiden en dan voel ik me soms zo ontzettend alleen. Voel me niet thuis onder m’n eigen (dier)soort. Eigenlijk best vreemd. Heb het ook in gesprekken. Zaken waar ik het graag eens over zou willen hebben dat interesseert niemand. Maar onderwerpen die ik al tot in den treuren heb gehoord daar wordt maar over door gepraat. Zou soms zo graag willen dat het niet zo was. Heb het ook met radio, TV en tijdschriften. Als het daar niet over sport of bezit gaat dan gaat het over uiterlijk, relaties en seks. En als ik dan eens aankaart dat er zoveel meer en interessanter is dan word ik overstelpt met dooddoeners dat ‘men dat wil horen, zien en lezen’. Nee, het is wat ons gevoerd wordt. En als het weer eens uiterlijk, relaties en seks betreft dan is de dooddoener; ‘dat dat onze natuur is en dat je niet kunt vechten tegen de natuur’. Wat is dat voor onzin?? Wij mensen doen niet anders dan vechten tegen de natuur, echter als het over onze eigen lusten gaat dan kan het ineens niet. Zodra het enige discipline vergt dan is het niet mogelijk. Nee, we blijven liever, onder invloed van onze hormonen, maar achter ons geslachtsdeel aan sjokken. Opgehitst door een illusie van uiterlijke idealen en lusten. De andere sekse als lustobject bekijkend en behandelen als consumptiegoed. Dat is geen vooruitgang, dat is teruggang. Het reduceert ons tot aangeklede apen. En we zijn nog niet met genoeg dus; ‘Plant ge voort’. Of beter gezegd; ‘woeker voort’! En ondertussen maar door consumeren. Ons nieuwe geloof, met geld als god en producten als zijn discipelen. Alles draait, direct of indirect, enkel nog maar om geld en bezit. Met reclame de gehele dag, in alle vormen terroriserend, als strontvliegen om je hoofd om nog meer te verkopen. Om de heilige winst te maximaliseren. Tweederde van de wereld wordt straatarm gehouden om zo goedkoop mogelijk te kunnen produceren zodat eenderde van de wereldbevolking geterroriseerd kan worden met de reclames over die troep. En het werkt! We kopen meer en meer. Als het maar goedkoop is. En kwaliteit?? Wat maakt het uit. Gaat het stuk dan kopen we toch weer nieuw. Dat ons eten steeds slechter wordt? Ach, douwen we er toch wat pilletjes achteraan. En gaan we daardoor zelf stuk dan lost de medische wetenschap het toch wel weer op? We denken op alles een antwoord (dooddoener) te hebben. Onder de illusie van een zorgende staat en gecontroleerde multinationals. En zo zijn we verworden van burgers tot consumenten. Consumptie units. En dat aantal moet blijven stijgen, dus plant u voort. Zodat er nog meer vervuilingseenheden bijkomen en de winst kan blijven stijgen. En die consumenten (het klinkt ook als een besmetting), met het voer uit hun mond spetterend, maar blaten dat we het zo goed hebben. Dat dit zo geweldig is! En waar houdt dat op…? Op een dag is dit Romeinse vreetfestijn voorbij en dan gaat het licht aan. Dan schikken we wakker omdat de realiteit aanbelt en zien we wat een bende we ervan hebben gemaakt. En wie ruimt die bende dan op…?
Dag 4
Vandaag dan maar eens met een toeristenkaartje op pad. Er staan een hoop potentiële locaties op. Ben benieuwd. Maar stel m’n vertrek toch nog maar even uit. Het regent de hele ochtend pijpenstelen, dus blijf ik nog even op de camping hangen. Wanneer het rond half 12 wat minder hard regent ga ik op pad. Eerste locatie is net onder Péronne. Volgens mijn info een stuk loopgraven. Staat geen bord dat er naar verwijst en kan ter plaatse niets vinden. De volgende dan, bij Soyécourt. De borden ernaartoe zijn wederom schaars maar vind het toch. Het is een stuk bos vol sporen van loopgraven en bomkraters. Het is verweerd, maar het geeft wel een indruk hoe het er was. Zeker bedenkende dat alle akkers in de wijde omgeving er ook zo uit hebben gezien en dat honderdduizenden hier leefden, sliepen, leden en stierven. Het is maar een klein stukje bos, dus ben ik er snel doorheen. Wil nog wel wat meer zien dus op naar de volgende locatie. Maar helaas. Er wordt niet naar verwezen en kan zelf ter plaatse niets ontdekken. Onderweg naar weer een andere plek rijd ik langs een redelijk groot kerkhof. Een duitse. Tel uit dat er ruim 2000 kruizen staan. Dan zie ik dat ieder kruis drie graven behelst. Twee aan de ene kant en één aan de andere. Dan zijn het ruim 6.000 slachtoffers! Wel opvallend dat bij de Duitse rustplaatsen flink is bespaard op kruizen. Ze zijn ook zwart i.p.v. wit. Verder door kom ik een Franse begraafplaats tegen met zo’n 5.000 zerken en twee massagraven (naar ik begrijp). Ruim 6.000 slachtoffers! De volgende locatie is ook niet te vinden. En de volgende ook niet. Dan weer niet en dan nog één niet. Wat is dit voor onzin?? Op de toeristenkaart staan ze duidelijk aangegeven, maar ze zijn er gewoon niet. Ach ja, het is nu natuurlijk buiten het toeristen seizoen. In het voorjaar worden ze neergezet om in de herfst weer opgerold te worden en de winterstalling in te gaan. Of zou het zijn dat die dorpjes graag op die toeristenkaart willen opvallen en denken ze: ”als die domme toeristen maar lang genoeg, zoekend, rondrijden in ons dorp dan gaan ze er vanzelf wel wat eten, drinken of kopen”. Omzet! Het zou wel schandelijk zijn als dat echt zo is. Omzet scoren uit het leed van de slachtvelden van ‘la Somme’.
Maar dit is wel de vakantie van het heen en weer rijden aan het worden. Keren, keren en nog meer keren. Het is zo erg dat ik in de plaats Crappy (Cappy voor de Fransen) zoveel heb rondgereden, vandaag, dat ik er letterlijk iedere straat ken. Heb ze echt allemaal gehad L. Wat ook flink stoort is het rijgedrag van die Fransen. Als ik een kruising nader staan ze braaf te wachten, hoever ik ook nog verwijderd ben, om daarna als een hitsige hond op mijn bumper te zitten plakken. Waar en hoe vlot ik ook rijd er zit er altijd wel eentje vlak achter me. Doen ze dat uit pure verveling? Of is het; kom, lekker toeristen opjagen!
Ga na vier en een half uur heen en weer rijden maar weer richting Péronne. Daar is tenminste nog een camping die open is. Rijd het stadje binnen en zie een ventje van hooguit 14 jaar met een revolver op de stoep staan!? En maar naar de camping. Dan ga ik maar het oorlog museum bekijken. Is die natuurlijk precies vandaag gesloten! Ik mag niets van die oorlog zien, geloof ik. Dan maar weer op de camping hangen.
Op de camping zijn twee rivaliserende bendes actief met zeer korte lontjes. Ze bestaan ieder uit een acht tal ‘homies’ met een evenredig aantal ‘bitches’. Die twee groepen zijn steeds verwikkeld in een felle strijd om alleenheerschappij. Het strijdtoneel betreft de vijver op de camping. Het zijn namelijk de twee groepen eenden die ieder deze vijver willen domineren. Ze zijn elkaar steeds aan het uitlokken met luid gekwaak, wat na enige tijd escaleert in een aanval van één van de groepen. Wat een directe tegenaanval tot gevolg heeft van de andere. En na enige minuten knokken spreiden de bendes zich weer onder luid gekwaak. Zonder duidelijke winnaar. Maar erg diep zit de onderlinge nijd nou ook weer niet, want tegen de avond zitten ze weer met z’n allen bij elkaar op de kant op het gras. Of zou hun geheugen zo kort zijn dat ze de eerdere conflicten dan alweer vergeten zijn? Wie zal het zeggen. Gelukkig zijn ze niet bewapend!
Vandaag was het wel apart om over de voormalige slagvelden van ‘la Somme’ te rijden. Nog geen honderd jaar terug regende het hier bommen en was de kans van overleven nihil. Want er is hier zwaar gevochten en op een manier en schaal, met een leed en verliezen die een modern mens zich niet kan voorstellen. Mede omdat de orale overdracht van deze verschrikkingen door de tijd is uitgedoofd. En ook omdat de tweede wereldoorlog er 21 jaar later achteraan kwam en zorgde voor een nieuw collectief geheugen.
Okay dan, de slag om la Somme.
De Duitse opmars werd door de Engelsen en Fransen gestuit bij de rivier la Somme. Daar groeven de Duitsers zich in. De geallieerden deden vervolgens hetzelfde. Het is eind 1914. Vanaf dat moment zat het front in de Somme vallei vast. (zoals over de gehele linie van de Belgische kust tot de Zwitserse Alpen zou gebeuren).Dit is het begin van een twee jarige patstelling bij la Somme. Gedurende die tijd breiden beide partijen hun loopgraafstelsels uit en worden de verdedigingswerken steeds verder versterkt. Onder constante artillerie beschietingen van en op beide linies. De loopgraven kwamen steeds dichter naar elkaar toe. Soms zaten de Duitse en geallieerde soldaten slechts enkele tientallen meters van elkaar verwijderd. Overal zaten sluipschutters. Je hoofd boven de rand van de loopgraaf uitsteken was een vrijwel zekere dood. De omstandigheden in de loopgraven waren erbarmelijk. Eten en drinken waren schaars en de troepen waren continue blootgesteld aan de elementen. Wat in noord Frankrijk voornamelijk regen is. En zo zaten de troepen verschanst in de modder van de Somme vallei. Tussen de ratten, onder de luizen en geterroriseerd door ander ongedierte. Constant tussen de doden en de stank der verrotting. Dag in dag uit. Maand in maand uit. Uitzichtloos. Met als enige afleiding af en toe een aanvalspoging van zowel de eigen troepen als die van de vijand. Vergezeld door zware artillerie beschietingen. Met als enig gevolg; nog meer doden en verminkingen. Nog meer angst en vernietiging. Om daarna de schade weer te herstellen en voorraden aan te vullen vanuit de achterlinies. Alles te voet, doordrenkt van modder. Geteisterd door luizen, ratten en ‘trenchfoot’. Dag en nacht gaan de beschietingen met kogels en bommen door. Dag in dag uit, voor twee lange en zware jaren. En dan komt de grote aanval. Pas dan komt de echte slag om de Somme en gaan de echte verschrikkingen pas goed beginnen…
De Engelsen brengen, in voorbereiding van de grote slag, een miljoen extra manschappen naar het front. In de voorgaande paar maanden hebben twee en een kwart miljoen Engelse mannen zich vrijwillig aangemeld om te vechten aan het front, dus manschappen genoeg, zou je zeggen. Deze verse troepen hebben echter geen idee wat hun te wachten staat. Op het thuisfront heerst namelijk de gedachten dat de oorlog een stoer avontuur is waarbij de eigen troepen enkel een beetje achter terugtrekkende Duitsers aan gaan. Pief paf poef, jij bent de boef. De extra manschappen hebben dan ook amper training gehad en hebben geen idee van de verschrikkingen aan het front. Hierdoor gaan ze zelfverzekerd richting het strijdtoneel. Waar ze een spoedcursus ontberingen te wachten zal staan. De doorgewinterde soldaten, die de eerste twee jaar hebben overleefd aan dit front, zien hen dan ook als waardeloos en als een bij elkaar geraapt zooitje. In de maanden voor de slag worden de bewapening en voorraden opgeschroefd. Honderden duizenden tonnen kanonnen, wapens, granaten, munitie, materieel en materiaal worden naar de frontlinie gebracht. Voornamelijk te voet en/of met lastdieren. Vermoeidheid en slaapgebrek wegen zeer zwaar voor de troepen. Meer dan zeven dagen zonder slaap is normaal. Gebukt onder zware arbeid in de regen en modder. Geplaagd door ongedierte, honger en dorst. Artillerie kanonnen worden met mankracht in stelling gebracht. Vele tonnen wegende stukken geschut worden met bloed, zweet en honger kilometers door de modder geduwd en getrokken. Tegen de 5.000 kanonnen worden zo opgesteld. De zwaarste hebben een loopboring van 65 centimeter! Deze schieten granaten van ver over de 1.000 kilo!
De mannen verzetten onmenselijk veel en zwaar werk. En na vele weken van loodzware voorbereidingen te hebben overleefd komt de strijd nog. En hier wordt het pas echt bizar.
Op 1 juli 1916 begint de slag. Als opening laten de geallieerden 17 ondergrondse mijnen afgaan. Grote hoeveelheden explosieven die door ‘tunnelers’ zijn geplaatst onder de Duitse stellingen. Deze slaan kraters tot wel 100 meter breed en 30 meter diep. Dan gaat het artillerie los over een linie van 25 kilometer. Tegen de 5.000 kanonnen schieten vol gas op de Duitse stellingen. Tot wel over de honderd granaten per seconde regenen neer op de vijand. Het is een onophoudelijke beschieting. De kanonnen blijven onafgebroken doordreunen. Uur na uur. Dag en nacht. Zeven dagen lang!! De Duitse manschappen worden letterlijk gestoord in hun loopgraven. Ze krijgen een continue regen van scherven, modder, brokstukken en menselijke resten over zich heen. Gepaard met het onvoorstelbare geluid van de onnoemelijke hoeveelheden explosies dat klinkt als een soort bottenbrekend ‘geknetter’. Niet afnemende schokgolven door de lucht, het schudden van de schokken door de grond. Het gekrijs van de bommen door de lucht en het gegil van gewonde soldaten op de grond. Zeven dagen lang. 168 uur zonder slaap, eten of drinken. Ieder moment kan er een granaat jouw stelling treffen, 10.000 minuten achter elkaar. En dat is nog enkel maar de openingsbarrage van de strijd. Na rond de 600.000 seconden van bommen gedreun komen de vele tienduizenden grondtroepen in actie.
De Engelsen/ Fransen dachten dat, na een dergelijk zwaar bombardement, er niets meer kon leven in de Duitse linies. De troepen was dan ook verteld dat ze geen levende Duitser zouden treffen gedurende de grondaanval. Maar niets is minder waar. De Duitsers hebben twee jaar lang de tijd gehad om hun stellingen te versterken en verdiepen. En een zeer sterk ondergronds bunkerstelsel te bouwen (en wij weten ondertussen hoe goed ze daar in zijn). De eerste aanvalsgolf van Engelsen/ Fransen gaat ‘over the top’ (de meest gevreesde zin bij soldaten van iedere partij). De vele duizenden soldaten bestormen de Duitse stellingen. Maar de prikkeldraad versperringen zijn nog zo goed als in takt. Het Duitse prikkeldraad is zo dik als een wijsvinger en dus hebben hun prikkeldraad velden zich goed gehouden. Ook de machinegeweer stellingen zijn relatief onbeschadigd en de soldaten en hun wapens zijn uit de bunkers om ze te bemannen. De aanvallende soldaten banen zich een weg door het woud van prikkeldraad, beschoten door onnoemelijk veel machinegeweren en onder een regen van Duitse bommen. De geallieerde manschappen worden weggevaagd. Over de hele linie van Mametz tot Thiepval en Beaumont tot Gommecourt leiden de geallieerden zware verliezen. Aanvalsgolf na aanvalsgolf worden gedecimeerd. De Duitse generaal beveelt zijn officieren hun taak; “de vijand zal zich een weg moeten banen door bergen van lijken”. En zo geschiede. Verliezen bij aanvallen van 5 doden op 1 overlevende zijn normaal. Op de eerste dag verliezen alleen de Engelsen al richting de 60.000 man! De waanzin van ‘la Somme’ is begonnen
De aanvallen gaan door, over en weer. Soms meerdere malen per dag. De verliezen zijn zo groot dat na enkele dagen de aanvallende soldaten over enkel nog lijken lopen. Hun voeten raken geen aarde meer! Ook de artillerie beschietingen gaan maar door, over en weer. De barrages zijn dusdanig zwaar dat ze tot in Londen te horen zijn als zwaar omweer in de verte!!
Op het slagveld wordt de situatie van dag tot dag slechter. Aanvallende soldaten roven de lijken van alles dat eetbaar of drinkbaar is. Dag in dag uit gaan de slachtingen verder. De doden stapelen zich steeds verder op. Reserve troepen, die naar het front worden gestuurd, verdwijnen zo snel dat niemand hun namen hoort. Zij die ’s ochtends aankomen liggen ’s middags dood op het slagveld. De artilleriestellingen, aan beide zijden, vuren onafgebroken, dag en nacht, week in week uit. Achter de artilleriestellingen ontstaan hierdoor heuvels van hulzen.
In augustus worden voor het eerst tanks ingezet. En ondanks alles dat al gebeurd is; bij het aanblik van deze naderende, brommende en piepende, machines roepen de Duitse soldaten in doodsangst; ‘de duivel komt!’. In het begin boeken de tanks goede terreinwinst, maar al snel leert de vijand hoe ze deze monsters kunnen stoppen. En nog steeds is er geen zicht op een beslissende doorbraak, toch gaat de slachting verder.
In november begint de zware regenval en verandert het slagveld in een moddermoeras. Alles is modder, zo dik als klei. Zowel soldaten als lastdieren verdrinken in de modder. En nu begint ook een grote Engelse artillerie aanval. Zwaarder dan alles dat ooit eerder heeft plaats gevonden. Al het geschut gaat op maximale capaciteit los. De kanonniers werken als bezetenen om zo snel mogelijk door te schieten. Miljoenen granaten regenen neer op de Duitse loopgraafstellingen. Dan valt de infanterie wederom massaal aan. Het is een toneelstuk van extreme waanzin. Er wordt gestreden, geleden en gestorven om iedere meter. Er wordt enige terreinwinst geboekt, maar er komt maar geen doorbraak. Een citaat van een Engelse officier: “als we nog even zo doorgaan is er geen soldaat meer over”. Langzaam bloeden de tegenpartijen dood. Om de situatie te illustreren; op het lijk van een soldaat wordt een dagboek gevonden met als laatste tekst: “Iedereen die ik ken is dood en spoedig komt de dood ook mij verlossen”. En alsof de ellende nog niet groot genoeg is zet eind november de winter in. Sneeuw bedekt een landschap van mensenresten en vorst bevriest de mannen in hun stellingen. Maar de strijd gaat door. De verliezen van zowel de geallieerden als de Duitsers zijn groot. Er zijn al meer dan 1.000.000 soldaten gevallen op het slagveld! Het eens groene en beboste landschap is nu kaal. Met enkel water en ijs gevulde bomkraters en lijken, overal onnoemelijk veel lijken. Het weer zorgt er voor dat de grondaanvallen gestaakt moeten worden. De beschietingen gaan echter onverminderd door. En het winterweer wordt alsmaar erger. Als januari begint is het al de koudste winter in de levende geschiedenis. Dapper wordt de kou door de troepen gedragen en grimmig gaat de strijd door. De manschappen in hun stellingen proberen te overleven, ondanks dat een vuur stoken voor de broodnodige warmte is uitgesloten omdat de rook een richtpunt vormt voor de vijandelijke kanonnen. En ondanks de honger en dorst ontberen miljoenen soldaten de kou aan het Westfront. Ze overleven om elkaar op een latere datum wederom massaal te kunnen vermoorden. En zo gaat het lijden verder.
Op de thuisfronten is ondertussen een zware hongersnood uitgebroken. In zowel Engeland, Frankrijk, Duitsland en Rusland (ja, want aan het Oostfront wordt ook zwaar huis gehouden) sterven de mensen op straat. De oorlog heeft ondertussen ook het thuisfront in diepe armoede en honger gestort. Echter is er geen zicht of hoop op een overwinning of vermindering van deze ellende. Toch blijven de kranten op het thuisfront schrijven dat de troepen aan de winnende hand zijn en dat de soldaten het goed hebben.
En nu zit ik dit in mijn huisje op te schrijven. Het regent buiten pijpenstelen. Hoe toepasselijk. En vind ik het best beschamend dat er nu, goed vier generaties later, eigenlijk niets meer terug te zien is van deze onmenselijke strijd. Want buiten de vele kerkhoven, gedenkmonumenten en de botsplinters die ik op de akkers vond is er vrijwel niets tastbaars meer te zien hier.
Dag 5
Als ik wakker word is het gelukkig droog. Wederom lang en diep geslapen. Lig op een veredeld tuinstoelkussen, maar slaap zeer goed. Alleen daarom al zou ik vaker op vakantie moeten gaan! Na de ochtend rituelen ga ik op pad. En het begint gelijk weer te hozen. Ga vandaag een route volgen, die op de kaart staat aangegeven, langs allerlei bezienswaardigheden van de slagen hier. Dat houdt voornamelijk in; gedenk monumenten en begraafplaatsen, en niet zo weinig ook. Ik stop niet bij ieder monument. Heb me echter wel voorgenomen om bij iedere begraafplaats te gaan kijken. Om er even rond te lopen en namen te lezen uit respect voor wat men hier heeft gedaan en doorstaan. Maar na bij een stuk of twintig te zijn uitgestapt stop ik hier toch ook maar mee. Geen disrespect, maar de hoeveelheid begraafplaatsen is eindeloos, man! De meesten bieden een rustplaats voor 1.000 tot 4.000 gevallenen. Maar er zijn er ook bij met 7.000 zerken of meer. In het landschap zijn ook vele ‘trench cemeteries’ te zien. Deze variëren van +/- 80 tot een ruime 1.000 rustplaatsen. Dit zijn de begraafplaatsen die tijdens de oorlog zelf ontstonden om hygiëne redenen die later zijn voorzien van officiële stenen en ornamenten. Deze zijn eigenlijk nog het indrukwekkendst om te bezoeken door de wetenschap dat ze op de velden ernaast ook echt zijn gestorven.
Verlang nu eigenlijk wel naar een flink stukje grond in authentieke loopgraaf staat. En zowaar, ik word op mijn wenken bediend, want iets verderop kom ik bij een flink stuk in “ongeschonden” staat. Schat het op een 20 hectaren. Het zijn overblijfselen van zowel Canadese als Schotse stellingen. Het is een heuvel helling doorkruist met vele loopgraven en onnoemelijk veel bomkraters. Het is er wel knap toeristisch en dus druk, maar dat moet ik maar op de koop toenemen. Maar als gebruikelijk zijn die toeristen ook erg lui, dus als ik verder door naar achter loop is er geenéén J! Het is een bijzonder gezicht en een vreemde gedachten dat die soldaten hier lange tijd leefden, streden en stierven. En het ziet er nu zo vredig uit met die bomen en het wuivende gras in de wind. Toentertijd was alles kaal en grauw, alles weggeschoten. Als ik mijn ronde verder loop wordt het langzaam weer drukker en drukker met de hier overvloedig aanwezige, uitheemse, diersoort: de toerist. Ach, het is een migrerende soort, dus ze trekken ook weer weg naar andere gebieden… net als ik!?
Dan vervolg ik de route weer verder. Richting Albert. Passeer weer vele begraafplaatsen. Ben nu op weg naar een punt dat ik graag wil zien, de Lochnager Crater bij Boisselle. Dat is één van de enorme kraters welke achter gebleven zijn nadat die ondergrondse mijnen, aan het begin van de slag om de Somme, tot ontploffing waren gebracht onder de Duitse stellingen. Natuurlijk zijn de borden er naartoe dusdanig dat ik flink verkeerd rijd, maar kom er uiteindelijk toch. Het is echt een bizar gat in de grond. Wat een klap moet dat geweest zijn! Loop er een ronde omheen. Er zijn ook nog sporen van Duitse loopgraven omheen te zien. Heel indrukwekkend. Terug bij de parkeerplaats (een strook modder waar een handje vol auto’s kan staan) kijk ik even bij een kraampje dat daar staat. Het is van een Fransman die allerlei relikwieën verkoopt van De Grote Oorlog. Hij spreekt amper Engels en ik amper Frans (iets dat hij dan weer uitstekend doet). Ik weet ‘m te vragen of hij dat met een detector heeft gevonden. Hij reageert verschrikt: “non non!”. Dat schijnt hier dus streng verboden te zijn. Als ze je daarmee pakken ben je je detector kwijt en krijg je een flinke boete. Dus vraag ik hem of je wel met een magneet mag ‘vissen’. En ja, dat mag dan weer wel. Geen probleem…? Dan zeg ik dat ik een magneet bij me heb en die wil hij erg graag zien (voor deze vakantie heb ik een zware vismagneet gekocht om in water te zoeken naar metalen voorwerpen). Als hij ‘m ziet en voelt hoe krachtig ie is (240 kilo trekkracht) is ie verkocht. Hij wil ‘m kopen. Ik wil ‘m niet kwijt. Hij belt direct een kennis die Nederlands spreekt (bijzonder hoe soepel de communicatie ineens verloopt als het eigenbelang op het spel staat, maar ach). Die krijg ik aan de lijn en leg haar uit waar ik ‘m gekocht heb. Ook geef ik mijn telefoon nummer voor eventuele toekomstige vragen. Dan geef ik de telefoon terug en hij rond het gesprek af. Hij blijft me maar bedanken. Die eerst wat norse fransman staat me zowat uit te zwaaien als ik wegrijd. Wel een leuke en verrassende ontmoeting van twee hobby genoten. Dan weer terug naar Pérrone. Da’s wel een half uurtje rijden, maar een andere camping zoeken die nog open is duurt waarschijnlijk langer en vrij kamperen is hier uitgesloten.
Sta ik weer op de camping municipale. Te luisteren naar de bende conflicten van de eenden. En zo eens nadenkend over conflicten… Wat is daar de basis van? Hoe ontstaan ze? Persoonlijke-, groeps- en landenconflicten? Meestal is dat (vaak in meerdere en soms in mindere mate) door het denken in het hebben van gelijk. Het is over het algemeen het duidelijkst zichtbaar bij geloof. “Ik heb gelijk, mijn God is de ware! Jullie hebben ongelijk, jullie God (+ bijbehorend boekje) hebben het fout”. En het bizarre is dat mensen die denken gelijk te hebben dit ook graag opleggen aan anderen en daar geen middel bij schuwen. Om het bij geloof te houden: “Mijn God en zijn boekje (bijsluiter?) is de ware! O, jij denkt daar anders over!? Op de brandstapel met jou, of doodmartelen/ maken die ongelijk hebbende zondaar! En doe z’n familie er ook maar bij, voor de zekerheid.”. En ook bij andere persoonlijke overtuigingen wordt iedere andere visie beschoten met: “Bewijs dan!”. Maar dat is slechts een kreet die opkomt, want als je dat dan wilt doen en je start de onderbouwing van die andere visie dan wordt ieder argument dat je aandraagt afgeschoten met een dooddoener of zelfs een belediging. Als een soort verbale schiettent waar ieder ‘eendje’ dat verschijnt…KNAL!, weer verdwijnt. Er wordt niet naar geluisterd want de ander heeft bij voorbaat toch al ongelijk. En dat bevreemdt mij zo. Want als je niet kunt (durft te) luisteren naar andere inzichten, wat is jou “gelijk” dan eigenlijk waard? Die is toch ook niet gebaseerd op één oneliner? En als dat wel zo is dan kan je maar beter direct je snavel houden.
Maar goed, dat was niet de vraag. Wat is gelijk hebben? Wat is gelijk? Het is eigenlijk (denken) de waarheid te hebben. En wat is dat: de waarheid? En hoe kun je weten wat waar is, of wat onwaar? Als je er goed over nadenkt is dat namelijk een loze term. Want om de waarheid te hebben moet je over alle relevante bewijzen en tegenargumenten hebben gehoord, gelezen en gewogen. Echter kun je nooit weten of je alle voor en tegen factoren en argumenten hebt gehad. Het probleem zit ‘m namelijk in dat je niet weet wat je niet weet. Laat ik het zo zeggen; Iedereen is voor zichzelf alwetend. Want alles wat je weet is alles dat je weet en wat je niet weet… dat weet je niet. En als je iets hoort (leest, ervaart, ziet und so weiter) dat je nog niet wist dan denk je: “Hé, dat wist ik nog niet.” Maar op dat moment weet je het en ben je wederom alwetend. En als je je daar niet van bewust bent, dat er nog zoveel is dat je niet weet, dan ga je enkel lopen blaten over gelijk vanuit de ivoren toren van je eigen ‘alwetendheid’. Vergruizen wat je niet wilt horen en zoekend naar aanwijzingen ter bevestiging van het eigen gelijk. En daar zit de bottleneck. Want denken in gelijk en ongelijk is denken in waar en niet waar, links of rechts, zwart of wit. En dat geeft misschien een leuk houvast voor de geestelijk ondervoede individuen, maar het is totaal zinloos. Want als je je hele leven blijft vastklampen aan jouw ‘waarheden’ en alle tegenargumenten bestempelt als onzin of zelfs als een bedreiging, wat hebben jouw overtuigingen dan voor waarde? Wat een bijkomend nadeel is van het denken in waar en niet waar is dat je overtuigingen vastspijkert. “Dit is waar; daar mag niet aan getwijfeld worden. Dat is onwaar; dat sluiten we uit en mag niet besproken of overdacht worden”. Het is de basis van hokjes denken, maar zo voeden we elkaar op. En precies dat blokkeert onze vooruitgang en ontwikkeling. Van zowel onze eigen persoon als onze soort.
Een mooi voorbeeld om dit te illustreren is (wederom) geloof. En ik reken kapitalisme e.d. en atheïsme daar ook toe. Want kapitalisme is het geloof in geld/ marktwerking. Communisme is een blind geloof in de staat en atheïsme is het geloof dat er niets meer is en dat je daarom niet verder hoeft na te denken en geen eindverantwoording draagt voor de eigen daden. Zelfs moralisme is een geloof, echter één waar ik mezelf dan nog het meest in kan vinden omdat dat aanhangt dat je innerlijke moraal de eigen daden dicteert, al is het niet gezegd dat deze daarom per definitie juist zijn.
Al sinds de verre oudheid tot onze huidige tijd is er strijd onder verschillende geloven. Maar als je de basislijnen van geloven naast elkaar legt komt het allemaal op hetzelfde neer. Heb elkander lief, ban het kwaad, volg het woord van de leider en blijf uw geloof trouw e.d. Dus feitelijk ontstaat geloofsstrijd door de uitleg van deze basis principes en niet om die principes zelf. Op zich al vreemd genoeg. Maar sowieso, waarom moet je bestrijden wat anders klinkt? Wat maakt het uit dat een ander iets anders gelooft/ denkt. Al denkt ie dat de wereld is geschapen door de grote witte sneeuwman en dat de Aarde is gemaakt van kaas!? Waarom ziet men dat als bedreiging? Is dat niet gewoon onzekerheid? Zo van:”ik weet niet zeker of ik gelijk heb, maar als ik alles dat anders denkt maar bestrijd en de afwijkende mening uitroei dan zal ik wel gelijk hebben?”. Lijkt in het leven misschien nog enige zin te dienen, maar het lijkt me ook vrij veel onzekerheid en twijfel geven op het sterfbed. Zo van: ”Als ik nu maar op het goede heb gegokt…?!”. Daarnaast, wat maakt het uit dat een ander iets anders denkt? Dat is toch juist mooi. Denk je dat we ooit uit die grotten waren gekropen als iedereen altijd maar had gedacht; ja, het is goed zo, zo moet het zijn! En denk je dat (als onze soort nog zo lang blijft bestaan) wij over 1.000 of 10.000 jaar nog steeds lopen te klooien met fossiele brandstoffen, zonnepanelen en windmolenparkjes om de samenleving draaiende te houden? Nee, natuurlijk niet. Denk daarom nooit in gelijk en ongelijk, waar en niet waar. Denk in; mate van waarschijnlijkheid. En houd altijd een open geest voor andere invalshoeken en ideeën. Weet dat we het nu wel eens helemaal bij het verkeerde eind zouden kunnen hebben. Ongeacht of het een mening, geloof of de wetenschap betreft. Hoe overweldigend het ook is bewezen en hoe logisch het ook klinkt… het blijft een kwestie van mate van waarschijnlijkheid. En als we zo gaan denken en naar de wereld om ons heen gaan kijken komen we misschien nog eens echt vooruit. Verder dan het beheersen van vuur, het spelen met bliksem en het rondvertellen van verhaaltjes over hoe het na de dood wel niet zal zijn. Je hoeft niet zeker te weten om je goed te voelen. Voel je gelukkig in de wetenschap dat je altijd kunt blijven ontdekken. Maar ik krijg wel eens het idee dat ik vrij alleen sta in deze overtuiging. Want de wereld is niet bevolkt met vrijdenkende tolerante mensen. De wereld is wel vol met graven van doden die o zo’n gelijk dachten te hebben en met zerken van mensen die daar net anders over dachten.
Het is donker buiten en ik zit een beetje te relaxen in de camper. Muziekje aan en een beetje rondkijkend en denkend. En dan kom ik weer eens op consumptie goederen en de onzin daaromheen. Het heeft niets te maken met het voorgaande, maar ik deel het toch maar even.
Waar ik op doel zijn die termen waar ze mee gepromoot worden. Bijvoorbeeld ‘100% natuurlijk’ of ‘geen chemicaliën toegevoegd”. Het zegt zo weinig. Neem chemicaliën ofwel chemische producten (o o, staan de haren al overeind?). Wat is daar mis mee? Een ei koken is een chemisch proces, net als een stukje vlees bakken. Een chemisch proces is enkel het onomkeerbaar veranderen van een stof of stoffen naar een andere stof. Zo wordt ammoniak (brrr) en zoutzuur (alarm!) na verhitting de onschadelijke kinderlekkernij: salmiak. Niets mis mee. Daarentegen zijn cobragif, aardolie en vulkanische gassen 100% natuurlijke stoffen en toch zie ik die weer niet bij een reform winkel in de schappen liggen. Is dat vreemd of ben ik nu gewoon aan het zeuren?
Dag 6
Vandaag ga ik Pérrone maar eens verlaten. Op naar Arras. Ook een groot strijdtoneel van de Eerste Wereldoorlog. Maar eerst wil ik toch nog wel even naar dat oorlogsmuseum hier, want dat ben ik aan mijn reisdoel toch wel verplicht (het klinkt als een straf). Echter als ik daar aankom laat ik dat bezoek toch maar achterwege. Het is rond het museum heel druk. Geen vrije parkeerplaats te bekennen en verder door iets te veel groepen rondhangende types. En nu weet ik de misdaad cijfers hier niet, maar mijn camper bevat al mijn bezittingen voor deze vakantie en die laat ik liever niet onbewaakt achter in een achteraf staatje. Rijd maar door. Echter door mijn museum aspiraties en de drukte rijd ik het stadje aan de verkeerde kant uit. En ik heb geen zin weer terug door de drukte te gaan, dus zoek ik een alternatieve route. Hierdoor kom ik op de D929 terecht. Een geluk bij een ongeluk, want deze weg loopt dwars door de oude strijdlinies van 1916. Langs de weg staan borden waar de linie zich bevond op bepaalde datums. En dan zie je pas duidelijk hoe zinloos en hopeloos de strijd toen was. Het eerste bord: juli 1916. Een twee kilometer verder: augustus 1916. Weer een klein stukje door: september 1916. En misschien nog geen 8 kilometer na het eerste bord de laatste: 16 november 1916!! Zo’n klein stukje terreinwinst voor zoveel strijd, doden, gewonden en bommen! Ook een raar idee dat de gehuchten die ik tijdens deze afstand passeer allemaal tot de grond toe verwoest waren, toen.
Na een relaxte tocht tussen de akkers en weilanden kom ik aan in Arras. Even langs de supermarkt voor wat water en brood (?). De eerste die ik zie is zo’n hypermaché en ga er naar binnen. Man, wat een megalomane winkel! Het is gewoon te bizar hoeveel producten er wel niet zijn. Sta op een gegeven moment, in één van de koelstraten, te staren naar een vele meters brede wand van voorverpakte plakjes ham! Na een vier tal productjes bij elkaar verzameld te hebben vlucht ik maar richting de kassa. En als dat wandelend lijk voor me, na zeker 5 minuten, eindelijk klaar is met de rij ophouden ben ik aan de beurt (Hoe lang kan een mens doen over een tasje boodschappen afrekenen?!) Het meisje achter de kassa (of is het voor de kassa?) begint vrolijk Frans tegen me te ratelen. Ik zeg in mijn beste Frans dat ik dat niet spreek. Maar dat maakt geen verschil, ze brabbelt vrolijk verder. Okey, dus praat ik verder gewoon Nederlands terug. Het wordt zo wel een heel vreemde conversatie, maar ach. De centjes die ik haar overhandig worden begrepen…
Zo, nu de omgeving van Arras maar eens verkennen. Nou, wie mij een beetje kent weet dat ik geen fan ben van grote steden en al zeker niet van drukte en Arras heeft beide. Zo snel mogelijk maar verder in noordelijke richting (i.v.m. de oude linies). Met een kaart op mijn schoot speur ik de borden af in de drukte. Als ik een letter combinatie bespeur, op de borden, die ik ook herken op de kaart volg ik die maar. Echter voordat ik de stad weet te verlaten ben ik deze lettercombinatie al weer kwijt op de borden. Zoek zoek, hé, Lens! Dan die maar volgen. Op de kaart oogt het als een klein plaatsje buiten Arras, maar in werkelijkheid gaan deze twee steden naadloos in elkaar over. Overal drukte. Voetgangers, fietsers, brommers, auto’s/ motoren, bussen, vrachtwagens, loeiende sirenes van hulpdiensten en wegwerkzaamheden. Wat een chaos! Wat een ellende. Ik moet Lens uit, maakt me al lang niet meer uit in welke windrichting. Maar het blijft maar druk en volgens mij is de halve stad opengebroken. Rijd van omleidingroute naar omleidingroute in deze troosteloze bende. Ik zie ook niemand om me heen vrolijk kijken of lachen. Na drie uur in deze hel te dolen pak ik blind een snelweg zodra ik er eentje tegenkom. Ik vlucht hier weg. Het is hier nog neerslachtiger dan waar ik vandaan kom. Ik vlucht naar Verdun. Bij Béthune ga ik de tolbaan op richting Reims en dan door naar Metz. Na drie en een half uur tolbaan rijd ik met mijn duffe kop ook nog de afslag Verdun voorbij, maar dat komt uiteindelijk wel goed uit. Stop verderop op een truckstop langs de peagé. Het is toch al te laat en te donker om nog ergens anders een standplaats te zoeken en vinden. Dus sta ik andermaal tussen de sissende en ronkende vrachtauto’s. Maar goed, ik sta.
Als ik zo terugdenk aan noord/ west Frankrijk dan lijkt het wel of het leed van die veldslagen daar is blijven hangen. Niets oogt gezellig. Alles is grauw en troosteloos en niemand oogt er vrolijk of gelukkig. Péronne was eigenlijk het enige leuke plaatsje dat ik ben tegengekomen. En zelfs daar zou ik niet een week willen stranden.
Nog even terugkomend op mijn relaas van gisteravond, want daar zit nog een onbelicht puntje aan. En dat is mensen en hun mening. Wat wordt je daar daas van, dat geëmmer. Ik heb een mening, jij hebt een mening, hij heeft er eentje en zij ook. Heel leuk voor een ieder en dan? Het hebben van een mening maakt ‘m niet waardevol of bijzonder. Iedereen heeft een mening. Over dit en over dat. Maar die overdaad schaadt en maakt iedere mening totaal onbelangrijk. En over het algemeen zijn die meningen niet zelf ontdekt. Meestal is het enkel het nablaten van wat men hoort op radio, televisie en uit de sociale omgeving (die er op dezelfde wijze aan zijn gekomen). En wat gaan we vervolgens doen met die mening? Rond bazuinen en wanhopig aan vast blijven klampen. En als die mening betwijfeld wordt of in de knel komt…? Dan roepen dat je recht hebt (ook zoiets, maar dat later) op vrije meningsuiting. En dat je daar niet aan mag tornen. En op zich ben ik het daar nog wel mee eens ook, al zou men wel iets bewuster moeten zijn dat de ander dat zelfde ‘recht’ ook heeft, maar goed. Echter, de meesten hebben helemaal geen mening. Want als die mening rotsvast is, je je er wanhopig aan blijft vastklampen en iedere ander inzicht als onzin af serveert en/of bestrijdt… dan is dat geen mening, maar een geloof. Want een geloof staat vast. Een mening is vloeibaar en hoort te veranderen naarmate je ouder (en dus meestal wijzer) wordt. En natuurlijk snap ik dat je niet bij ieder tegengeluid je je ideeën aanpast (want feitelijk is dat een mening: jouw persoonlijke ideeën over de wereld om je heen en de antwoorden op vraagstukken daarin). Dat kan ik vatten. Het toegeven van een ongelijk voelt als verliezen, maar dat is het niet. Dat is leren. Nooit je inzichten durven/ willen aanpassen, dat is verliezen. Dat is geestelijke armoede. Dus blijf altijd openstaan voor andere inzichten. Ze hoeven niet “waar” te zijn, maar het is ook niet per definitie onzin omdat jij het anders ziet. En als je daarvoor open blijft staan kun je er nooit slechter van worden. Wel rijker, rijker van geest. En dat is de beste en mooiste rijkdom die je kunt vergaren in je leven. Mooier dan geld, macht of spullen. En het weegt niets, gaat overal gratis mee naartoe, wordt niet gestolen en het staat altijd tot je beschikking; kennis en inzicht, iets dat zo velen ontberen.
En dan nog even over ‘recht hebben’. Mensen zijn er zo druk mee, “ik heb het recht…!” (Wat zegt dat een ander zich aan jou moet aanpassen). Maar feitelijk is dit ook gewoon een vorm van gelijk willen opleggen. Want het is een vastgelegd ‘gelijk’ en dus bewijsbaar en daarmee afdwingbaar. En het wordt ook nog eens zeer selectief gebruikt. Voornamelijk om macht over anderen uit te oefenen en gemak voor de gebruiker te creëren. Het wordt niet gebruikt omdat het recht er is. Zo heeft iedereen het recht ieder mens en dier met respect te behandelen. Maar dan zijn we er ineens niet zo vol meer van. Ook heb je het recht al je geld weg te geven aan minderbedeelden. En ook hier zie ik weinig animo. Je hebt zelfs het recht om tijdens het kerstdiner, met familie, op je bord te schijten. Wettelijk niets aan verboden, maar nimmer geclaimd. Dus het feit dat je een recht hebt wil nog niet zeggen dat je dat ook moet gaan doen of eisen. Laten we ons nou eens niet zo druk maken over onze rechten. Laten we ons nu eens druk gaan maken om onze plichten, sociale en morele. En okey, dat kost wat meer moeite, moraal en zelfreflectie, maar een stuk minder egoïsme. Iets waar we al veel te veel van hebben heden ten dagen. Maar als iedereen zich druk maakt over zijn plichten dan komen onze rechten vanzelf (Een recht claimen is passief, een plicht vervullen is actief. Dus doe iets actief voor een betere samenleving i.p.v. passief je monoleving versterken). Een voorbeeld: Als iedereen zich verplicht voelt een ander onbaatzuchtig te helpen dan komt een ieder sneller uit z’n problemen en kwijnen er geen mensen meer weg in eenzaamheid of armoede. En dan komt het recht vanzelf. Het recht dat iedereen heeft; dat van een leuk en gelukkig leven. Mooi toch? En je zult zien dat je je daar zelf ook een stuk beter en gelukkiger onder gaat voelen dan blaten: “Het is mijn recht!”.
Bedenk me dat dat waarschijnlijk de reden is waarom we ons zo druk maken over onze uiterlijke schoonheden en bezit. Om te verbergen dat onze innerlijke schoonheid en rijkdom zo tekort schieten.
Dag 7
Als ik wakker word op de truckstop zijn de truckers alweer vertrokken. Het is en blijft een apart beroep; vrachtwagen chauffeur. Dagen onderweg en slapen in je cabine. Het klinkt romantisch, maar als je wel eens op een truckstop hebt overnacht dan valt dat suikerlaagje daar snel vanaf. Laat staan als je dit jaren moet doen… En dat doet ie om zijn gezin een belegde boterham en een dak boven hun hoofd te geven.
Weer op de tolbaan is het flink mistig. Neem de eerste afslag om binnendoor naar Verdun te rijden. De bossen om me heen zijn in herfstkleuren. En met die mist geeft dat een duister maar mysterieus sfeertje. Vind het altijd heerlijk om in de mist te rijden.
In Verdun aanbeland maar gelijk naar tourist information. Maar daar wordt weer lekker op z’n Frans naar verwezen dus zie ik gelijk flink wat van de stad L. Na daar een kaartje met camperplaatsen en één met toeristische info te hebben gesnaaid maar gelijk de toerist uithangen. Rijd het noordelijke gebied door en eindelijk zie ik waar ik al een week naar zocht. Omdat hier veel niet is omgeploegd tot knollenveld zijn overal in de bossen loopgraven en bomkraters te zien. En niet te weinig ook. Wat zijn hier een bommen gevallen. En wat is hier gegraven! Kom ook langs een grote begraafplaats met misschien wel meer dan 40.000 kruizen en zerken. En dat klinkt al als veel, totdat je die velden met witte stenen ziet. Eindeloze rijen en rijen. En dat is nog maar een fractie van hoeveel er gevallen zijn, hier, man! Daarna bezoek ik ook twee aan stukken geschoten verdedigingsforten. Grote, ondergrondse bunkers in en onder een landschap van bomkraters. Neem ook een paar ‘offroad’ bospaden en vind nog meer verdedigingswerken. Dan loopt het alweer richting half vier. Dus maar weer eens op zoek naar een standplaatsje voor de nacht. Wat, ondanks mijn camperkaart, weer niet meevalt. Ze staan erop, maar zijn niet te vinden. Die Fransen toch!
Wat is het jammer dat je hier niet met een detector mag spelen, dan ga je echt veel vinden! Beland uiteindelijk op een camper standplek ruim 30 kilometer ten westen van Verdun en nog steeds is al het bos bomkraters en geulen. Hier in deze omgeving ga ik nog wel wat daagjes rondstruinen. En hopelijk schieten er tijdens dat struinen niet teveel bloedproppen los die zich hebben ontwikkeld tijdens dat eindeloze zitten achter het stuur, rondtuffend tussen de akkers van noord/ west Frankrijk! Maar dat merk ik dan wel weer, nu ben ik eindelijk in een gebied waar wat te ontdekken valt.
Hoe begon De Eerste Wereldoorlog eigenlijk? De meesten zullen zeggen dat die aanslag in Sarajevo op dat Oostenrijkse stel van adel de oorzaak was. Maar dat was enkel het excuus. Keizer Wilhelm de Tweede was namelijk al jaren bezig met het opbouwen van een enorm leger en een immense wapen industrie. Tja, en als je al die soldaten en dat oorlogstuig hebt, dan moet je ze op een gegeven moment ook iets te doen geven. En dan is een moordaanslagje natuurlijk een prima vlam om het kruitvat mee aan te steken. En aangezien het Duits- Oostenrijkse rijk graag zijn grondgebied wilde vergroten en Servië een bondgenoot was van Frankrijk en Engeland… aanvalluhhh!! Daarnaast wenste Rusland geen Duitse bezette gebieden in zijn achtertuin, dus pakte keizer Wilhelm die ook maar gelijk even aan. ‘Lebensraum’, waar kennen we die term ook al weer van? Maar ik richt me in dit verhaal voornamelijk op het westelijke front, anders wordt dit een wel erg omvangrijk reisverslag.
Het Duitse invasieplan was simpel. Val België binnen (want die hadden toch geen sterk leger), dring door richting de kust en zak daarna in een sikkel beweging af richting Parijs. Zo verras je de Fransen en omzeil je de bestaande Franse verdedigingslinies. Ook omsingel je gelijk de aanwezige Fransen en Engelsen troepen in het gebied ten noorden van Parijs. Dan was het een kwestie van Parijs veroveren en de klus is geklaard. Stokbrood is een Duits product geworden. Simpel, maar dat liep toch net even iets anders…
De eerste grotere slag was in de omgeving van Lille. De Engelsen en Franse (hierna te noemen eng/fra.) troepen bieden heldhaftig weerstand maar worden vrij snel verslagen. Dan volgt de slag om Mons. De Duitsers besproeien de eng/fra verdedigingswerken met veel en zwaar artillerie en zetten dan massaal grondtroepen in over het open terrein. Er zijn echter genoeg stellingen gespaard gebleven. Hierdoor worden de aanvallende soldaten uitgeroeid. Dit zijn de eerste zware verliezen voor de Duitsers. Maar ook hier breken de Duitsers uiteindelijk toch door. Dan volgt de slag om Guise. Ondanks dat de eng/fra zwaar weerstand bieden breekt de vijand ook daar door over een breed front richting Parijs. De paniek zet in. De eng/fra zijn totaal niet voorbereid op een dergelijk massale invasie en hebben aan alles tekort. Want in tegenstelling tot de Duitsers hebben de geallieerden geen echte oorlogsindustrie. Deze is kleinschalig en ouderwets en moet nog volledig worden opgebouwd. En het hebben van zo’n geoliede wapen en munitie industrie is in deze moderne oorlogsvoering minimaal even belangrijk als het hebben van vele manschappen. En ook daar zijn tekorten aan. Desondanks weten de eng/fra de Duitse opmars ongeveer 70 kilometer voor Parijs te stoppen. Ondanks het chronische gebrek aan munitie lukt dit door bikkelhard te strijden. Het lukt ze zelfs de Duitsers iets terug te drijven. Op hun terugtocht graven zij zich in. De eng/fra doen hetzelfde. De loopgraafoorlog begint te vormen en breidt zich verder uit richting Zwitserland en de Belgische kust. Rond Ieper vinden de laatste slagen van mobiele legers plaats. Dit zijn zeer zware en wrede gevechten. De Belgen zetten de zeesluizen open om het landschap te veranderen in een moeras om zo als groot obstakel tegen de Duitsers te dienen. Zowel de Duitsers als Engelsen en Fransen lijden zware verliezen. Hierbij worden de geallieerden beroepslegers zo goed als uitgeroeid. De Engelsen alleen al verliezen ruim 60.000 beroepssoldaten in deze strijd. Mede door de zware verliezen aan eigen zijde gaan de “Hunnen” op 22 april 1915 over op een massale gifgas aanval. Na deze aanval schiet hun artillerie Ieper en omgeving tot puin. De eng/fra kunnen hier haast niet op antwoorden door het schreeuwende tekort aan granaten, kogels, kanonnen, geweren en beschikbare manschappen. Maar ondanks dat gaan ze toch over op een grootschalige tegenaanval boven Parijs om de Duitsers uit hun stellingen te krijgen. Ruim 800.000 man leveren een haast bovenmenselijke strijd tegen de “Hunnen”, zoals de Duitsers genoemd worden. Grootschalig zetten de eng/fra gifgas in. Maar bij het uitbreken van de beschietingen draait de wind wat het gas over de eigen troepen doet drijven. Mede hierdoor zijn er wederom grote eng/fra verliezen, vele tienduizenden vallen in die eerste dagen. Voor een terreinwinst van 4 kilometer verliezen alleen de Fransen al ruim 200.000 man! Nu zit het hele westfront vast en is de loopgraafoorlog een feit. En alle partijen zullen de komende jaren alles proberen en opofferen om deze patstelling te doorbreken.
De eerste grootschalige poging hiertoe is van de Duitsers. Die bereiden in januari 1916 de slag om Verdun voor. Het zal een gruwelijke slag worden. En misschien wordt het niet de meest mensonterende slag van de gehele oorlog, hij zal wel ongekend bruut en lang zijn met gigantische verliezen. Deze slag zal alle partijen de bittere smaak laten proeven van hoe deze oorlog verder gevochten zal gaan worden. Maar op deze slag kom ik later terug. Het wordt al laat en ik wil zo gaan slapen. Tot morgen.
Dag 8
Word wakker met het krieken van de ochtend. Tijdens mijn slaap heb ik m’n slaapzak een flink stuk open geritst en hierdoor voel ik me als een ijsmummie. Wil er eigenlijk uitgaan, maar wil ook eerst even wat opwarmen. Dus rits ik de slaapzak weer dicht. En net als ik begin te ontdooien vallen de luikjes dicht. Hierdoor word ik pas na negenen wakker. Wat slaap ik veel, zeg. Tot nu toe minimaal 10 uur per nacht. En maar blijven volhouden dat je niet aan vakantie toe was, Basje J.
Ga na de ochtend rituelen maar weer eens op pad. Dat geklooi met die borden blijft toch een hinderlijk punt. Lokale plaatsnamen zijn prima vermeld, inclusief de afstanden er naartoe. Tot op de 100 meter nauwkeurig. Wat mij wat overdreven lijkt, want als het 6,2 kilometer naar een dorp is zal na een bord met 6 kilometer erop toch geen mens 200 meter voor dat dorp onthutst uitstappen en verdwaasd naast zijn auto gaan ijsberen: “Waar is dat dorp nou? Snap er niets meer van!”. Echter bij de toeristische infoborden staan geheel geen afstanden vermeld. Iets dat wel vrij storend is omdat het dus om de hoek kan zijn of 70 kilometer verder. Zoals de Amerikaanse begraafplaats waar ik nu net, na een ruime uur rijden, ben gearriveerd. En die is behoorlijk indrukwekkend. Rijd door grote toegangspoorten van natuursteen. Met grote beelden van zeearenden erop die somber kijken (of kijken ze van: “Waarom worden wij er nou weer aan onze veren bijgesleept? Er zijn er vele malen meer van ons afgeknald door Amerikanen dan d’r hier begraven liggen!?”). Velden met witte kruizen. Richting de 30.000 schat ik. Maar het is allemaal wel op z’n Amerikaans opgezet; maak het iets groter dan het is. Bij de Engelsen en de Fransen staan de kruizen op goed een metertje van elkaar, rug aan rug. Maar hier staan ze enkel en wel twee meter uit elkaar. Met een monument zo groot alsof de VS de oorlog helemaal alleen gewonnen heeft. Echter, Amerika kwam pas zeer laat in actie tijdens de oorlog. Eerst werd er nog even grof verdiend aan de export van wapens en munitie. Toen ze eenmaal over de brug kwamen met grote getallen manschappen was het zwaarste voorwerk al gedaan door de Engelsen en Fransen en hun manschappen uit de koloniën. Maar goed, deze mannen hebben ook dapper gestreden en velen verloren. En hun inmenging heeft het eind van de strijd wel versneld, wat vele levens gespaard heeft. Deze soldaten kunnen ook niets doen aan de politieke spelletjes achter de schermen.
Na dit bezoek kies ik een C-weggetje richting geen specifieke plaats. Wie weet waar ik beland. Het zijn smalle strookjes asfalt door een heuvelachtig landschap. Koeien kijken me aan van; ‘die is verdwaald’. Ik kom door een aantal minuscule dorpjes. In één ervan zie ik een man een gat graven dat qua afmeting en diepte verdacht veel op een graf lijkt. Zouden zijn schoonouders op visite komen? Het is vandaag zondag en het is overal erg rustig. Dat is lekker, even geen drukkende Fransozen achter me. Wat een ontspanning! Als ik verder door door een bos rijd zie ik een stopplaats. Dan maar even door dat bos struinen. Er zijn geen paden, maar dat is juist leuk. Ook hier overal resten van loopgraven en natuurlijk de bijbehorende bomkraters. En flinke ook. Een meter of drie diep en een meter of vijf doorsnee zijn normaal. Zal ik gewoon even de detector gaan halen? D’r is hier niemand te bekennen. Maar ja, zal je altijd zien dat ik dan een paar agenten tref die hun hond uitlaten, of zo. Het waait flink en hierdoor regent het continue herfstbladeren. Het is echt geweldig om alleen zo rond te lopen. Af en toe vallen er ook takken uit de bomen en na een half uurtje valt er een flinke (+/- 8 meter lange) tak vlak voor me. Hierdoor besluit ik maar terug richting car te gaan. Heb wel eens ergens gelezen dat zo’n groot stuk brandhout op je hoofd zeer kan doen. Het valt me op dat ik hier amper paddenstoelen zie. Vreemd.
Jammer, weer terug bij de camper. Ga maar weer eens op pad. Het was echt wel een leuke wandeling en geen mens gezien. Een eindje verder door zie ik een smal spoor het bos in gaan. Oogt wel begaanbaar dus draai ik erop. Moet wel langzaam rijden maar het gaat prima. Kilometer na kilometer enkel bos, loopgraven en kraters langs het karrenspoor. Kom op een gegeven moment bij een jacht hut/ huisje. Even rondkijken en maar weer door. De “weg” wordt langzamerhand wel steeds zompiger en de kuilen steeds groter. Ga nog maar wat verder, het gaat nog wel. Dan wordt ie steeds rotsiger. En dan wordt het anders. Kan mijn banden zo lek rijden op die rotspunten en heb maar één reservewiel. Zie het wel, wil niet terug. Ga alleen nu wel met een slakkengangetje. Had ik hier mijn karretje uit Australië maar! Dan had ik vlot door gekund, hahaha! Ach, dit heeft ook wel wat. Na zo een paar kilometer te tuffen kom ik weer bij een asfaltweg en mijn banden hebben het overleefd. Kies een kant en ga voort. Een 20 kielemeters verder kom ik langs de beruchte heuvel; ‘le Mort Homme’ (de gestorven man). Daar is zeer zwaar gevochten en dus kijk ik ook hier even rond. De sporen van deze slijtageslag zijn duidelijk zichtbaar. Het laat die oorlog een soort van herleven als je die sporen ziet. Kan de manschappen zowat zien in die loopgraven. Dat raakt me wel, merk ik.
Zo, nu maar weer eens een overnachtingsplek zoeken. Als ik wegrijd van ‘le Mort Homme’ begint het te regen. Dit lokt schijnbaar die Fransen uit hun grotten, want ik heb continue weer zo’n croissant op mijn achterbumper zitten. En het is niet dat ik zo langzaam rijd. Op wegen waar ik 80 al wel vlot genoeg vind rijd ik 90, maar dat maakt hun niet uit. En ze willen ook niet echt sneller, halen ze me uiteindelijk in dan gaan ze met hooguit 10 kilometer per uur sneller verder. Het is gewoon hun hobby, denk ik. Lekker duwen. En het hoost maar door. Als ik zo richting Verdun word geduwd is het al rond 16:00 uur. Ga bij Etain maar mijn standplaats zoeken, 20 kilometer ten oosten van Verdun. En maar duwen. Daar zijn twee campersites volgens mijn kaartje en dat is richting het natuurpark waar ik morgen wil rondkijken. En maar doorduwen. Bij die plaats aangekomen kan ik die standplaatsen niet vinden. Staat geen verwijsbord of iets. Rijd het stadje wel 6 keer door maar niets. Duwen duwen! Het probleem is dat de standlocaties op het kaartje zijn aangegeven als een vierkantje met een camper erin afgebeeld. En die vierkantjes zijn in verhouding ongeveer 3 bij 3 kilometer groot. Lekker nauwkeurig. Dus zoek ik ook in de wijdere omgeving, maar tevergeefs. Ja, duw lekker verder. Kan ook geen geschikt alternatief vinden. Op de kaart staan ook coördinaten vermeld, maar mijn wandelnavigatie geeft aan dat ik me ergens in China bevind. Gewoon blijven duwen. En het regent maar pijpenstelen in de schemer. Dan maar naar het meer in dat park. Richting het zuiden. Volg de borden; ‘lac de Bliedibjeudetet’, weet ik veel! En maar doorduwen!! Rotonde, volg bord. Tweede rotonde, volg bord. Derde rotonde, bord weg! Terug. Bord weer gevonden, weer opnieuw op pad. KAP NOU MET DAT DUWEN !! Volgende rotonde, bord weer weg. Neem een afslag op gevoel. Nader een dorp. Stop en kijk het na op de kaart. Nee, ik zit niet goed. Weer terug. Zal ik bij de volgende duwer eens flink op mijn remmen gaan staan!? Terug bij de rotonde neem ik een andere afslag, moet wat en qua richting de meest logische. Zit ik op de oprit van de tolbaan richting Metz en kan niet meer terug! Piep, piep! pieep! PIEEEEP!! Fransen! Volgende mogelijkheid om te keren: 22 kilometer! Ik ben nu zelf ook in staat om dit land binnen te vallen! Het is ondertussen ver over zessen, schemerig en te veel regen. Keer bij de volgende afslag en ga op de terugweg op een truckstop staan. Hier maar afkoelen en pitten. Zoek morgen wel verder, het is nu te donker. Pieeeep zooi!
En nu denk je waarschijnlijk; koop dan ook een navigatie. En dan zeg ik; van een Tomtom wordt je domdom. Ik vind reizen met een kaart altijd een leuke speurtocht, maar in Frankrijk is dit dolen door een eindeloos labyrint!
Dag 9
Slecht geslapen en word beroerd wakker. Zal mede wel komen door het geraas van auto’s op de snelweg links van me en op de provinciale weg aan de andere kant van het hek rechts. Daarnaast waren de vrachtauto’s ook vrij luidruchtig, net als het onweer vannacht. En na mijn fijne reiservaring van gistermiddag vind ik het nu wel tijd om die Fransen eens door te zagen J! Over hun rijgedrag zal ik het maar niet weer hebben want die is gewoon beroerd. En dat hun steden chaotisch en troosteloos zijn had ik ook al redelijk benoemd. Verder had ik ook al aangehaald dat ze van routeaanduidingen geen camembert hebben gegeten. Wat kan ik dan nog meer afzeiken…? Dat taaltje! Ze blijven het maar ratelen. Maakt niet uit of ze weten dat je uit het buitenland komt en/ of aangeeft het niet te spreken. “Bluhdeblielebla” gaat het onverstoord en vastbesloten verder. Zouden ze elkaar eigenlijk wel begrijpen? Of horen ze zichzelf gewoon graag geluiden maken? Het klinkt ook niet echt als een taal, het klinkt meer als een peuter die probeert mee te praten maar dit nog niet kan. “Merde graduit tout le jour” “Oh! Oui, trotoir dans la tét”. Er staan ook allerlei leestekentjes boven de letters omdat ze, volgens mij, zelf ook geen idee hebben hoe ze dat gereutel moeten neerkalken. Je zit hierdoor dan ook naar de borden met plaatsnamen te turen als bij de oogarts naar dat bord met die kleinste lettertjes. En okey, het is hun land, zou je zeggen, dus mogen ze dat lekker zelf weten. Al communiceren ze met scheten en boeren. Prima. Maar zorg dan tenminste dat je wat Engels spreekt. “Pardon!?”. Engels, je weet wel, die wereldtaal? Waar je zelfs in de binnenlanden van Afrika mee uit de voeten komt. En als je je dan met handen en voeten probeert duidelijk te maken dan denken ze ook geheel niet mee. Ze staan je gewoon schaapachtig aan te staren en uit te stralen je vooral niet te (willen?) begrijpen. Behalve als de boodschap die je over wilt brengen hun eigenbelang of de rekening betreft, dan begrijpen ze je direct, al spreek je een zeldzaam dialect Russisch. En dan heb je ook nog het eten. Heb de hele dag honger omdat die croissants, dat stokbrood en die crackertjes voor geen meter vullen. Het is meer het beleg dat mijn maag nog een beetje stil houdt. Waardoor ik toch een redelijke briepens begin te ontwikkelen. Al zou het ook mee kunnen spelen dat ik zoveel achter het stuur zit, op zoek naar de route richting mijn bestemming. En dat ligt dan ook aan die Fransen! Frankrijk: het is een mooi land, alleen zo jammer dat het stampvol met Fransen zit!
Op naar dat nationaal park ‘de Lorraine’. Heb het plan opgevat nu eerst een overnachtingsplek te vinden voordat ik op pad ga. Denk dat het minder irriterend zal zijn in de ochtend dan gaar van het rijden in de middag. Als ik een plek vind waar je voor de nacht mag staan (daar word ik ook zo moe van; dat alles in verboden gepakt zit. En mensen weten je dat altijd toe te braken: “dat mag niet!”. Maar als niet een ieder zo zemelt over wat je niet mag dan kan het gewoon wel!) ga ik het park in. Dat ligt ten zuid/ oosten van Verdun en ook hier is al het bos loopgraven en bomkraters. Neem zoveel mogelijk wegen door de bossen, want akkers ken ik nu wel. En overal waar ik rijd of door het bos loop zijn oude stellingen en kraters, overal kraters. Ook vele grote van zeker 10 meter doorsnee en een meter of vier diep. Wat een dreunen zullen dat geweest zijn. Kom tijdens een wandeling bij een stelling terecht waaraan je heel duidelijk het verhaal van de intense strijd terug ziet. Het is een diepe zigzag loopgraaf met verbindingsgeulen naar een 30 meter daarachter gelegen stelling. Overal er omheen en ertussen vele kraters van een twee meter diep. En in het midden van de voorste stelling zo’n enorme krater van ruim 10 meter diameter. Vol in die stelling. Deze plek is flink op de korrel genomen en verwoest. Als die loopgraven eens konden praten… We denken tegenwoordig dat ze die bommen toen maar lukraak afvuurden, maar die schutters, Duitse of geallieerde, konden heel nauwkeurig mikken. Deze kraters, bijvoorbeeld, zijn veroorzaakt door granaten die van zeker meer dan 5 kilometer afstand zijn afgevuurd! Stuit verder door op een veldbegraafplaats van tijdens de strijd. De graven zijn, zo te zien, geruimd om de slachtoffers elders her te begraven op een officiële begraafplaats, maar er staan nog wel (+/- 20) originele zerken bij. Weer verder door kom ik bij nog zo’n authentieke reeks graven. Over de 200 geruimde kuilen met er middenin zo’n joekel van een krater. Niets bleef gespaard tijdens de strijd. Vind ook nog twee ondergrondse geallieerde bunkers, aan de bouwstijl te zien. Loop en rijd veel door dit bos vol oorlogslittekens. En, op een paar tegenliggers op de hoofdweg na, kom ik niemand tegen. Het is hier lekker rustig. Een mooie dag!
Begin januari 1916 beginnen de Duitsers, in het diepste geheim, met de voorbereidingen voor de slag om Verdun. Het hoofddoel is het veroveren van de vijf bunkerforten ten noorden van de stad en dan de verovering van Verdun zelf. De forten maken onderdeel uit van de vaste Franse verdedigingslinie met daartussen en omheen diepe en uitgebreide loopgraaf stellingen waarin de Franse legers zich hebben verschanst. Het Duitse plan is om een massale aanval uit te voeren over een linie van goed 10 kilometer breed. Honderdduizenden soldaten worden naar dit front geschoven. Ruim 1.200 middelzware en zware stuks artillerie (kaliber 40 centimeter en groter) worden in stelling gebracht. Ondersteund door vele batterijen “licht” geschut.
De Fransen troepen zitten dan al de hele winter verschanst in hun stellingen. En daar is een tekort aan alles behalve ontberingen. Verdun wordt door de omliggende forten en heuvels niet gezien als risicogebied door de Franse legerleiding en is daarom niet voldoende bewapend of bemand. Pas als het duidelijk wordt dat er een aanval ophanden is worden er enkele legereenheden als versterking gestuurd. Ook worden er verbeteringen aan de verdedigingswerken gedaan. Deze ‘last minute’ aanpassingen hebben de Fransen waarschijnlijk gered van een snelle nederlaag. Maar of dit een gewin is blijft in het midden.
Op 21 februari openen de Duitsers het vuur. De duizenden kanonnen van allerlei kaliber vuren in hoog tempo in kruipende barrages op de Franse stellingen met zowel explosieve als hagel ladingen. Dit bombardement is het zwaarste dat ooit in de geschiedenis van de mensheid heeft plaatsgevonden tot dan toe. Negen uur lang bulderen de kanonnen en dreunt het slagveld. En doordat er voor iedere 10 meter linie één stuk (middel) zwaar geschut en enkele stuks licht geschut op de manschappen vuurt, zien deze een muur van explosies en rook op zich af kruipen. Alles vernietigend. Vluchten is onmogelijk. Het regent stalen kogels uit de hagelgranaten. De scherven van de bommen klieven zich door alles en iedereen op hun pad. Manschappen worden aan stukken gereten door de enorme hoeveelheden staal die door de lucht gieren. De grotere granaten veroorzaken scherven die zo groot zijn dat ze mannen in de lengte door midden klieven. De grootste granaten die de Fransen troepen voor hun kiezen krijgen geven zulk een zware drukgolven dat soldaten, bij zo’n inslag, in achterliggende stellingen de hoofden in de borstkast worden gestampt. De Franse stellingen zijn het tafereel van alle denkbare en ondenkbare verminkingen en verwoesting. De manschappen in de voorlinies worden gedecimeerd. En zo kruipen de bommenregens over de stellingen, negen uur lang. Als golven van vernietiging. De soldaten die dit ongelofelijke geweld overleven zijn mulm gebeukt en de waanzin nabij. En dan komen de Duitse grondtroepen uit hun stellingen. Deze zijn massaal uitgerust met een nieuw, maar vreselijk, wapen; de vlammenwerper. Tienduizenden soldaten bestormen de resten van de Franse verdediging. Het is een slachting, ook onder de Duitse troepen. Maar ondanks alles vorderen de Duitsers langzaam. Na vier dagen van verbeten strijd valt het grootste en onneembaar geachte fort Bouaumont. Dit zorgt ervoor dat de Fransen nog meer artillerie en manschappen naar het front brengen. Bij de plaats Bouaumont vinden de vijf dagen daaropvolgend zware gevechten plaats. De Fransen vechten als bezetenen, maar de Duitsers veroveren deze plaats uiteindelijk toch. Echter hierdoor krijgen de Fransen wel de tijd om hun posities te versterken en de Duitse opmars te stagneren. Daarom gaan de Duitsers over tot een aanval op de Franse artillerie stellingen. Om deze te kunnen bereiken vallen ze de heuvel “le Mort Homme” aan om vandaar het Franse artillerie op de heuvel Côte 304 en bij Bois Bourrus te kunnen beschieten en vernietigen. De strijd om ‘le Mort Homme’ is lang en zeer zwaar, echter weten de Fransen de Duitsers tegen te houden. Vooral door het flankgeschut van heuvel ‘Côte 304’. Dus op 3 mei beginnen de Duitsers met de beschieting van deze heuvel. Ongeveer 500 stuks zwaar geschut nemen dit twee kilometer brede front onder vuur. Wat wederom enorme verwoestingen en verliezen veroorzaakt onder de Fransen. De ‘Hunnen’ vechten verbeten en weten, onder zeer slechte omstandigheden en met grote verliezen, eind mei uiteindelijk beide heuvels te veroveren.
De omstandigheden rond de slag om ‘le Mort Homme’ zijn voor beide partijen zeer mensonterend. De troepen verhongeren en verdrogen in deze wekenlange strijd met maar één vooruitzicht; sterven. De manschappen leven, strijden en sterven in een landschap van verminkte lijken en verwoesting. Een eindeloze stroom gewonden komt van het slagveld naar de achterlinies. Enkel mannen die goede kans van overleven hebben worden verzorgd en afgevoerd. De rest sterft ook. Het eens bosrijke natuurlandschap verandert over een steeds groter gebied in een doods, kaal krater landschap. Dorp na dorp wordt tot de grond gelijk geschoten. De tekorten aan water en voedsel worden steeds groter doordat voorraden het front steeds moeilijker kunnen bereiken door de enorme verwoestingen. Ook slaaptekort speelt de manschappen parten. Vele slapen vaak meer dan zeven dagen niet.
Langzaam maar zeker veroveren de Duitsers de andere verdedigingsforten. De Fransen organiseren nog wel een tegenaanval, tegen beter weten in. Zo wordt fort Bouaumont aangevallen om de Duitsers daar te verdrijven. Maar dit mondt uit in wederom een slachting. Van de meerdere duizenden aanvallers keren slechts enkele Fransen soldaten levend terug uit die strijd. Dan gaan de Duitsers over tot de aanval op het dorp Fleury. Ze schieten ruim 110.000 gifgas granaten af op en rond dit dorp. Echter dit had minder effect dan gehoopt en ondanks zware gevechten stagneert ook deze aanval. Beide legers zijn bezig met een wrede slijtageslag. Het individuele leed van de manschappen is niet in woorden te vatten. Honger en dorst drijven de troepen tot extremen. Soldaten eten alles dat door hun keel past. Van leren schoenen en riemen tot boomschors en zand aan toe. Ze drinken uit modderpoelen waar de rottende lijken in liggen. De strijd en z’n gruwelijke taferelen gaat maanden zo door. Onder constante beschietingen van kanonnen en machinegeweren. En dit alles voor een strijd die geen van beide partijen zou winnen. Waarbij de frontlinie slechts in detail zal veranderen. De patstelling blijft bestaan. En ondertussen is de slag om de Somme losgebarsten. Om nog meer dood en verderf te zaaien. De Fransen verliezen bij de slagen rond Verdun richting de 700.000 man en de Duitsers zitten daar niet ver vanaf. En voor deze slachting is tot op de dag van vandaag geen enkele rechtvaardiging te vinden. Het is een zinloze opoffering geweest van richting de anderhalf miljoen man in een gebied ter grootte van misschien hooguit Texel!
Ik zit nu een tijdje alleen in mijn campertje. Op de parkeerplaats van een gesloten camping waar steeds auto’s op komen en gaan. Vlak bij een dorp naast de verbindingsweg naar een paar andere dorpen waar ook steeds auto’s over razen. Maar ik ben niet helemaal alleen, hoor. Ik heb weer mijn kleine opwindbare radiootje bij me. En dan ben ik steeds bezig met ‘m opwinden en te zoeken naar een zender waar even geen Frans op gekakeld wordt. En dat valt nog niet mee. Jemig, wat vinden die Franse zenders het geweldig om dat taaltje uit te zenden. En zo zenders afspeurend naar een beetje muziek zit ik te denken aan de tijd die al is verstreken sinds die oorlog. Al zo’n 96 jaar maar ook pas 96 jaar. Want het is echt nog niet zo lang terug. Ik word over een paar daagjes 41 en dat is al richting de helft van die tijd. Echter over nog eens 96 jaar zit je op ongeveer de zelfde tijdspanne als van Napoleon en zijn veroveringsambities. En dat klinkt dan toch weer echt als verre geschiedenis. Iets dat ooit eens heeft plaatsgevonden. En deze oorlog zal hetzelfde lot ondergaan. Want de kleinkinderen van overlevenden ervan zijn nu aan het uitsterven en dus ook de orale overdracht der verhalen van de getuigen uit deze strijd. Het is daarnaast ook een onderwerp dat niet echt lekker wordt doorverteld. Het is daarnaast niet echt een onderwerp dat vaak ‘geliked’ zal worden op Facebook of zoiets, denk ik. Deze oorlog zal ook vervagen in de geschiedenis. Iets wat het eigenlijk al aan het doen is. Om enkel voort te leven tijdens geschiedenisles voor een klas ongeïnteresseerde tieners die liever achter hun puber hormonen aan stieren, dan luisteren naar stoffige verhalen van welleer. En dat is aan de ene kant ook goed. Je kunt niet iedere oorlog uit de wereldgeschiedenis blijven herdenken. Dan zou je ondertussen iedere dag wel twee minuten stilte kunnen houden. Aan de andere kant is het ook heel kwalijk. Want als je je afkomst en geschiedenis vergeet zal je dezelfde fouten als toen opnieuw gaan maken. En zo kan die geschiedenis zich gaan herhalen. En dat zal uiteindelijk ook wel gaan gebeuren. Er zullen weer nieuwe oorlogen komen, ook hier. Met weer nieuwe gruweltaferelen. Misschien ook wel als we van het verleden blijven leren. Het zit in de aard van het beestje. We zullen altijd wel weer een vijand weten te creëren. We zullen uiteindelijk weer strijd opzoeken. En die zal ook weer escaleren. Jammer genoeg.
Dag 10
Heb net een aantal kilometer gelopen rond de naastgelegen recreatieplas. Niet voor de natuur want alles is gecultiveerd in de nabijheid van mijn overnachtingsplek. Het was puur voor de lichamelijke beweging. Beweeg veel te weinig deze vakantie. Nu zit ik weer in de car met de schuifdeur open over het weiland hiernaast uit te kijken. Er lopen twee paarden te grazen. Net als gister en net als morgen het geval zal zijn. Ik vraag me af of die dieren nou nooit zoiets hebben als: ‘Bah! Weer gras!’. Het lijkt me toch als je de hele dag met je snufferd bij de grond gras loopt te kanen je toch ‘ns verlangt naar iets anders? Vraag me wel vaker af hoe dieren de wereld om zich heen ervaren. Zou een paard in een paardentrailer op de snelweg denken: ‘Wat ga ik hard!?’ Zo had ik van Arras tot mijn overnachtingsplek bij Verdun een vlieg in de camper (stond te liften, ik had een plek vrij, dus…). Bij Verdun aangekomen vloog ie er weer uit. Zou die dan denken: ‘Waar ben ik nou weer beland?’. En zou ie vrienden hebben, of familie die hij/ zij dan gaat zoeken? “Waar zijn bzzzi, bzzzu en bzzzo nou gebleven?”. Het zijn maar gedachtes en velen zullen ze als onzinnig bestempelen. En dat is misschien ook wel zo. Maar toch heb ik in mijn leven gezien en ervaren dat dieren wel degelijk intelligentie, herkenning, plezier/ droefheid en taalcommunicatie hebben. En nu zullen de meesten denken dat ik gek ben, maar dat is niet zo. Je moet er alleen voor open staan om het te zien. En het is ook logisch. Als je gelooft dat wij ontstaan zijn vanuit de evolutie dan kan je niet serieus blijven volhouden dat dat onzin is. Het lijkt mij namelijk sterk dat bovengenoemde geestelijke vaardigheden gedurende miljoenen jaren geheel afwezig waren en dat de natuur dacht, toen de mens ontstond: “Nou, stop ik ze daar allemaal maar in, goed voor hun ego!”. Of zou het zo kunnen zijn dat we dieren die emoties/ vaardigheden liever niet toeschrijven omdat we dan geen schuldgevoel hoeven te hebben als we ze weer eens uitbuiten, afmaken of mishandelen? Onder het mom dat als het niet bewezen is het wel niet zal bestaan. Alsof iets bewijzen iets doet ontstaan?? Ja, in het eigen hoofd.
Weer op pad. Neem zoveel mogelijk wegen door de bossen en wederom kom ik veel oorlogslittekens tegen. Neem, net als gister, ook een paar onverharde bospaden mee. Al is het alleen maar om het gevoel van avontuur te proeven. En net als gister vraag ik me soms op die paden af waarom ik toch zo’n eikel ben om zulke slechte wegen in te sturen. Ik heb nu namelijk een omgebouwde Volkswagen bus en niet dat offroad monster van twee jaar terug. Er zitten diepe kuilen in die paden. Veel scherpe stenen steken uit de grond en hele stukken zijn modder waardoor ik lekker slip en glijd. Maar hij komt er doorheen, al is het soms maar net. Daarna ga ik zuidelijker. En dan nemen zowel de toegankelijke bossen als de oorlogslittekens snel af. Denk dat ik rond Verdun de meeste interessante stukken wel gehad heb nu. Zie onderweg een pizzatent. Ja, daar heb ik nu echt behoefte aan; pizza! Maar deze is gesloten. Dan maar doorzoeken naar een andere. Kom er verschillende tegen, allen dicht. Dan maar een standplek zoeken voor de nacht. Dat neemt natuurlijk weer behoorlijk wat tijd in beslag, maar vind er toch weer één. Aan ‘lac de Medine’. En het is de beste stek tot noch toe! Er zit ook een paar honderd meter verder een pizzatent. Deze is het hele jaar, zeven dagen per week geopend, op één week na, deze week. Soms…
Rond de kampplek staan een aantal fruitbomen en dat fruit is nu rijp. Dus zitten hier vele vogels om daarvan te profiteren. Jammer dat ik mijn verrekijker niet bij me heb. Kan ze lastig herkennen van deze afstand. Zie wel een aantal groene spechten, Vlaamse gaaien en ontwaar, volgens mij, ook nog een Hop! Geweldig!
Tja, waar zal ik mijn reis nu eens naar voortzetten? De kant ten noordwesten van de Somme slagvelden hadden sterk mijn voorkeur. Maar door mijn ervaringen die kant op laat ik die plannen maar even varen. De historie daar is indrukwekkend, maar er is zo weinig van terug te vinden. Honderd jaar cultiveren heeft de meeste sporen ervan wel uitgewist. Op kerkhoven en gedenkstenen na dan, maar die heb ik al in een aardige overvloed gezien. Iets verder weg van Verdun zijn ook nog wel behoorlijke slagen gevochten, maar ja, hoeveel dagen door bossen met kuilen en geulen wil ik nog rondzwerven? Om eerlijk te zijn hoopte ik op meer tastbare relikwieën te stuiten zoals kanonnen en zo. Maar doordat de tweede wereldoorlog hier ook overheen is geraasd zijn deze grotendeels verloren gegaan. Daarnaast wil ik ook wel graag wat actiever bezig zijn . Echter de meeste grond is privé grond en dus ‘verboden toegang’ en met mijn detector mag ik niet op pad. Verder zijn er geen watertjes te vinden om eens mijn magneet in te gooien. Zinvolle/ hoopvolle watertjes dan. Besluit morgen richting Bastogne, in de Ardennen, af te reizen. Daar is flink gevochten, zij het in een andere oorlog. En daar is de natuur een stuk mooier en toegankelijker naar wat ik me herinner. Zie ik het van daaruit wel verder.
Wat ik haast vergeet te schrijven is dat er de laatste twee dagen prachtige wolken luchten boven het landschap drijven. Mooie ruige, subtiele en verwaaide wolken. Van donker grijs/ paars tot hagel wit, en alle varianten daartussen, tegen een diep blauwe achtergrond. Stond net ook naar de zonsondergang te kijken en dan zie je die prachtige wolkenpartijen in een constant veranderend kleuren palet. Alle tinten geel, oranje, rood en paars. Waanzinnig! En ondertussen een prachtig concert van vele vogels die zich opmaken voor de nacht. Dit zijn van die mooie momenten in het leven die je tijdens alledag zo vaak vergeet. In de verte hoor ik klokken luiden. Vlakbij het geluid van een uil die net ontwaakt in de invallende duisternis. Ben benieuwd naar de sterrenhemel straks. Heel even lijkt het net de ‘Outback’.
Het valt me wel eens op hoeveel onzin verhaaltjes er de ronde doen. En mensen geloven die vaak ook nog blind. Niet dat ik zo ontzettend slim ben, maar, als je er nuchter over nadenkt, zou het de meesten toch moeten opvallen dat die vrij onwaarschijnlijk zijn. Zo heb ik al vaker gehoord dat een mens gemiddeld, tijdens zijn nachtrust, drie spinnen naar binnen krijgt…? En hoe hebben ze dat onderzocht dan? Door bij honderden proefpersonen, weken lang, elke ochtend hun maag leeg te pompen en de inhoud te onderzoeken? Daarnaast heb ik zelf wel eens een nachtje wakker gelegen en dan kreeg ik niet echt de indruk dat ik belaagd werd door die achtpotige vliegenvangers om mijn mond binnen te dringen. Sterker nog, als ik goed zoek in mijn huis kom ik nog geen drie spinnen tegen! Dan heb je nog het gerucht dat als je auto door de bliksem wordt geraakt je deze tegen een boom moet zetten om die elektrische lading eruit te krijgen. Tuurlijk! We krijgen in een accu net 12 volt gepropt en elektrische auto’s zijn afgeladen met accu’s om ze een klein stukje vooruit te krijgen. Maar de carrosserie van een auto slaat zo de miljoenen volts van een bliksem inslag in zich op. Je mag het van mij geloven, maar het klinkt mij als een fabeltje. En zo heb je ook nog de volksonzin dat één alcoholisch drankje 10.000 hersencellen kost…!? Nou, ik hou zelf van een drankje en als dat waar zou zijn dan stond ik ondertussen als een kasplant te kwijlen voor de gewatteerde wand van mijn isoleercel! En hoe hebben ze dat dan ooit onderzocht om te bewijzen? Door bij ééneiige tweelingen de ene een aantal flessen drank naar binnen te gieten om vervolgens beide koppies open te klieven om de hersencellen te tellen en te vergelijken? Zoiets riekt sterk naar een volksfabel. Daar hoef je niet hoogbegaafd voor te zijn om dat in te zien, denk ik. Maar ja, het is ook wel weer grappig om dat soort kreten rond te horen gaan.
Dag 11
Hoopvol vertrek ik richting Bastogne. Neem natuurlijk de B-wegen voor de kans op leukere uitzichten en de mogelijkheid van onverwachte locaties. En waarom kies ik toch altijd voor de naïeve keus? Word de gehele route heerlijk voort geduwd. Eerst door hitsige Fransen en daarna door hun, even irritante, Belgische collega’s. En, zeker in België, zijn de wegen ook niet al te best! Tja, waarom zou je een wegennet begaanbaar houden? Begin wel aardig op een rastoerist te lijken. Bestuur een camper met mijn eigen privé file erachter. Alleen nog een camera voor m’n borst en zo’n belachelijk golf petje op en ik zou zo aangenomen worden J! Rijd het plaatsje Martelange binnen en dat is een vreemd dorp. Er zitten zeker 13 grote pompstations langs de hoofdweg, Schouder aan schouder. En dan rijd ik het gehucht weer uit…? Het gaat van het ene plaatsje naar de volgende . Met daartussen overal landbouw en overal drukte. Had ik nu toch maar de snelweg genomen.
Dan rijd ik Bastogne binnen. Nog drukker (maar mensen zijn geen plaag, neee joh!). Eerst maar naar tourist information, om in de stemming te blijven. Alles staat muurvast. Na zeker een uur uiteindelijk bij info. Daar weinig gegevens voor camper standplaatsen. Ze weet er wel één maar die is op het parkeer terrein van een winkel boulevard tegen het centrum. Daar ga ik niet staan. Vraag naar de mogelijkheden met een detector, maar dat mag natuurlijk niet. Nee, je zou de grond eens ontdoen van enig schroot. Alles hier is of privé-grond of staatspark. Vraag omtrent natuur in de omgeving, geen informatie beschikbaar. Thank you, bye bye, kling!, vroem vroem! Op naarruhhh?? Luxemburg dan maar. Onderweg is alles wederom enkel weiland of privé-grond. Kom na +/- 15 kilometer bij een stadje. Wederom heel erg druk, vol, grauw en reclameborden. Ik weet me van vroeger nog te herinneren dat er natuur was in deze contreien!? Wat dat aangaat zijn wij mensen ook net een schimmel. We blijven maar door woekeren. “Ja joh, fok maar lekker door met z’n allen. Zeven miljard, 70 miljard, wat maakt het uit? Walsen we de rest van al dat kleffe groen toch ook gewoon plat? Totdat we in één groot winkelcentrum leven. Wat maakt het uit. Van bomen, planten en dieren staan toch zat plaatjes op internet. Wat moet je met al die levende lastpakken. Het gaat toch immers om de mens en z’n bezit, niet om natuurschoon? En leer dat de jeugd zo jong mogelijk; het enige dat echt belangrijk is in dit bestaan is geld, kopen, mode en uiterlijke verzorging met de heilige wetenschap als immer reddende engel. Weg met geestelijke rijkdom. En laten we ons vooral blijven blindstaren op paartjes vorming en fokken. Zodat we nog meer van die vervuilingseenheden creëren. Want daar kan je weer aan verdienen en de economie moet groeien. De heilige economie! Die centen moeten rollen en dan voornamelijk de eigen kant op. En zo gaan we door totdat de wereld enkel nog bestaat uit hoogbouw, goedkopezooi winkels, asfalt, reclame en windmolens (ook zo’n “intelligente” variant op wat we al hadden, die een probleem niet oplost maar verschuift. Ziet nou echt niemand in dat als je steeds grootschaliger energie gaat ontrekken uit de atmosfeer dit vroeger of later deze gaat beïnvloeden en dus verstoren met alle logische gevolgen van dien?). En voor die natuur met zijn bewoners kijken we wel een historisch DVD-tje of zoiets. En ieder dier dat zich nog een beetje weet aan te passen aan onze destructie…? Die rijden we wel plat met onze, van alle veiligheids snufjes voorziene, bolides. Ja, want ons zelf mag natuurlijk niets overkomen. Wij moeten oneindig blijven leven. Gods troetelkindjes zijn zo belangrijk voor deze planeet. Ik hoop dat we er trots op zullen zijn. Voor de tijd die het duurt. Want de natuur lost dit ‘probleempje’ toch ook wel weer op. Slaap lekker.
Rijd terug naar Bastogne en vandaar door richting March. Gedurende de route wordt het langzaam maar zeker meer bebost. Na deze plaats stuur ik de hoofdweg af. Om toch ergens een leuke overnachtingsplek te vinden. Rijd wel door redelijke bossen maar alle paden erin zijn of voorzien van een verboden toegang bord of met een slagboom. Kom, na de zoveelste kilometer op een weg richting Dinant. Het is daar wel toeristisch, maar daar is vast een camping of zoiets die nog open is. Onderweg, geenéén. In Dinant o zo heerlijk druk. Vind een bord naar een camping maar deze verwijzingen verdwijnen ook snel weer. Kom door de chaos wederom op de weg terug Dinant in/ door. Zie weer een bord voor een andere camping. Zoeken zoeken, dicht! Keren, rijd door naar ergens anders. Na een goede 15 kilometer weer een bordje camping, links af. Slechte weg maar de camping komt maar niet. Als ik er eindelijk ben… dicht. Het is nu zo goed als donker. Ben te moe en gaar om nog verder te gaan. Tuig m’n karretje bij de ingang van de dichte camping maar op. Kijk wel of ik hier kan blijven staan. Ruim drie en een half uur aan het zoeken geweest, weer! Het begint ook direct, weer, te gieten, dus mijn benen strekken zit er ook niet echt in. Ja, kamperen is ontberen.
Nu ongeveer anderhalve week rondtuffend in mijn camper. Met temperaturen die nauwelijks de 15 graden aantikken en continue regen. Begin ik me steeds vaker af te vragen hoe die mannen het volhielden in die loopgraven. Bij mij is alles nu al klam/ vochtig en zit het meeste wel onder de klei. En dan loop en rijd ik meestal nog over asfalt en gravel. Zij verbleven maanden en maanden, zomer en winter, in greppels in de grond met het water soms tot aan hun knieën. Met honger en dorst. Geplaagd door ongedierte en ziekte. En misschien denk je nu, na mijn vertellingen over die slagen; ‘zo lang leefden ze toch niet?’. Maar het was op de meeste stukken van het front vaak langere tijd relatief rustig. Er waren altijd beschietingen over en weer, maar daarbij vielen er relatief weinig slachtoffers. Het was niets vergeleken de aantallen tijdens grote offensieven. De mannen hadden continue te maken met vliegen, muggen en, het ergst; luizen. Ze zaten er mee onder. Ook muizen en vooral ratten leefden in grote getale in en rond de stellingen. Daarnaast waren ze, met uitzonderingen, continue nat en onder de modder. Hun laarzen waren doorweekt en velen leden aan ‘trench foot’. Er waren lange periodes van kou en vorst. Hier was weinig tegen te doen omdat een vuurtje stoken uitgesloten was. Want buiten het gebrek aan brandstof was de rookpluim van een vuur een prachtig mikpunt om een ‘eitje’ op te gooien. En onder die omstandigheden moest er ook nog heel veel werk verzet worden. Loopgraven graven /verdiepen, verdedigingen versterken, lijken begraven en water uit de loopgraven hozen. Voorraden naar het front sjouwen door kilometers loopgraaf. ’s Nachts de prikkeldraad werken aanleggen in het niemandsland en die van de tegenstander verzwakken. Onder de constante dreiging van een vijandelijke lichtkogel en het daarop volgende geschiet van het executie peloton aan de andere kant. En dan in de schaarse rusturen op de dag proberen nog iets te slapen terwijl het gedreun van bommen gestaag doorging. En als je dan eens een verlof kreeg om, tijdelijk, terug te keren naar het thuisfront, de mensen daar jou gingen vertellen hoe het zit aan het front. Dit werd door de soldaten als heel storend ervaren. Want de achterblijvers op het thuisfront hadden geen idee wat er echt gaande was aan het front. De kranten bleven namelijk tot ver in de oorlog schrijven dat de soldaten het heel goed hadden en voldoende te eten en drinken kregen. Dat ze aan de winnende hand waren en dat de strijd een stoere en heldhaftige daad was waar, grotendeels, enkel de Duitsers onder leden. En als soldaten de echte verhalen van het front vertelden werden ze gewoonweg niet geloofd en zelfs voor aansteller of leugenaar uitgemaakt! Hoe hielden die mannen dat vol! Voor de meeste soldaten werden de loopgraven dan ook hun thuis en het thuisfront werd een vreemde en bedreigende omgeving.
In februari 1917 beginnen de geallieerden met de voorbereidingen voor een nieuw, groot, offensief. Het plan is om op drie punten een doorbraak te forceren. Bij Arras, Compiègne en ten westen van Reims. Als de voorbereidingen, in het grootst mogelijke geheim, in volle gang zijn trekken de Duitsers zich plotseling terug uit deze ‘bult’ in het front. Zij wisten niets van de ophanden zijnde aanval maar hebben in de winter nieuwe en sterkere verdedigingslinies gebouwd, tot wel 30 kilometer achter het bestaande front. Tijdens deze gefaseerde terugtocht verwoestten ze alles op hun pad. Letterlijk niets dat de geallieerden zouden kunnen gebruiken wordt ontzien. Bruggen worden opgeblazen, de spoorwegen geheel gesloopt. Wegen worden omgeploegd en afgeladen met mijnen. Waters en akkers worden vergiftigd. Boomgaarden gekapt of platgebrand. De dorpen en steden in dit gebied tot op de grond toe gesloopt en opgeblazen. Vee wordt afgeslacht. Ze zetten hele gebieden onder water. En overal worden boobytraps geplaatst. De Duitsers laten een compleet geruïneerd gebied achter. Als de Franse troepen ontdekken dat de Duitse stellingen verlaten zijn gaan ze de vijand achterna . Het gevoel heerst bij de Franse manschappen dat de strijd is gewonnen. Maar al snel komt de teleurstelling.
Na de voorbereidingen voor de aanval te hebben voltooid, en nadat er 1.000.000 man extra naar dit front zijn gebracht, kan de aanval beginnen. De Engelsen openen als eerste de aanval in de omgeving van Arras. Duizenden kanonnen, waaronder vele van zeer zwaar kaliber, gaan los. Het is, wederom, een bombardement van ongekende omvang. Miljoenen granaten regenen neer op de Duitse stellingen. Doordat de bombardementen met iedere aanval steeds zwaarder worden is het lastig de gestoorde gevolgen ervan nog over te brengen op papier. Deze beschieting, bijvoorbeeld, is qua vuursnelheid en kaliber zo extreem dat tot 25 kilometer achter de Duitse stellingen alle ramen uit alle gebouwen geblazen worden door de drukgolven van de explosies die van het slaggebied donderen! Soldaten die deze waanzin overleefden beschrijven het dan ook als “het orkest uit de hel”. In de ochtend van 9 april stopt de beschieting plotseling. Dit wordt gedaan zodat de artillerie stellingen bevoorraad en voorbereid kunnen worden voor de volgende fase van de beschieting. Na deze korte rustpauze gaat het geschut opnieuw los. Echter dit maal op maximaal haalbare vuursnelheid. Alles dat explosieven richting de vijand kan krijgen gaat vol gas. “De artilleristen werken als ‘bezeten door de waanzin’ door” (citaat). Om enig idee van de zwaarte te krijgen: Oudgedienden van de veldslagen van het jaar daarvoor ervaren deze beschietingen als 100 maal de openingsbarrages bij de Somme, die toen al alle records braken! Tijdens deze symfonie van vernietiging gaan de Engelse manschappen ‘over the top’. Tienduizenden soldaten komen uit hun loopgraven en bestormen de vijandelijke linies onder een dak van krijsend staal. Ze bestormen een muur van explosies, rook en vuur. Ze worden mulm gebeukt door dit geweld. Groepen soldaten worden terug richting eigen stellingen geblazen door de enorme drukgolven van het geweld verderop. Ze banen zich, ondanks dat, door een maanlandschap van enkel kraters. Als ze achter de kruipende barrages bij de eerste Duitse linies aankomen zijn deze onherkenbaar verwoest zonder een enkele overlevende. Als ze de tweede lijn linies bereiken is ook hier niets meer herkenbaar als stellingen en is er niets meer in leven. Pas bij de derde linie stuiten ze op de eerste vijandelijke weerstand. Deze wordt steeds heftiger naarmate de mannen verder doordringen en uiteindelijk worden de Engelsen tot stilstand gedwongen. Ze zijn acht kilometer doorgedrongen in de vijandelijke verdedigingswerken. Alles dat zich bevond binnen deze acht kilometer is compleet weggevaagd. Zover het oog kan kijken is er geen begroeiing, kleur of bebouwing meer waar te nemen.
Hierna zijn de Franse aan de beurt. Ook hier zijn vele honderdduizenden mannen naar voren gebracht voor het uiteindelijke grondoffensief. Maar de Duitsers zijn achter de locatie en tijdstip van de geplande aanval gekomen. Dus openen ze tien minuten voor de Franse aanval een enorme artillerie beschieting op de overvolle Franse loopgraven en stellingen. De Duitsers vuren in zeer hoog tempo met duizenden kanonnen op de vijand. De Franse soldaten zijn kansloos. (Als Duitse verkenners na deze beschieting gaan kijken rapporteren ze dat de stellingen enkel nog doden en gewonden bevatten.) Overrompeld door deze actie zetten de Fransen toch op het geplande tijdstip hun artillerie open. Hierdoor staan aan beide kanten vele duizenden kanonnen op vol vermogen elkaars stellingen te beschieten. Wat zorgt voor een niet te beschrijven tafereel van explosies, dreunen, schokgolven en gekrijs van de talloze granaten. En in deze velden van verwoesting proberen de nog levenden zich te verschuilen. Dan komen, als gebruikelijk, de grondtroepen in actie. Hetzij de reserve troepen. Deze treffen echter relatief onbeschadigde Duitse stellingen en verdedigingswerken aan. Ondanks de zeer zware beschietingen. De aanvallende troepen lopen tegen een muur van kogels. Kruipend van krater naar krater proberen ze de stellingen te benaderen en te veroveren. De reserve troepen stromen het slagveld op, de gewonden stromen terug. En in rap tempo vult ook dit landschap zich met de doden. Onnoemelijk veel doden. Rivieren van bloed stromen over het slachtveld. Als overmaat van ramp zetten ook de Duitsers grootschalig hun grondtroepen in. Het wordt een gevecht van man tegen man, bajonet tegen bajonet. Wat ontaardt in een weerzinwekkende slachting. Op de eerste dag verliezen de Fransen 90.000 man! In de drie weken erna 180.000 man. De Duitsers verliezen zijn ruim 160.000. En ook deze strijd loopt uiteindelijk vast. Wederom eindigt al dit geweld in de niet te doorbreken patstelling.
Na deze zoveelste slachting hebben de Franse soldaten er genoeg van. De zeer slechte omstandigheden in de loopgraven en het zinloos, massaal, afgeslacht worden als kanonnenvoer heeft voor de manschappen de grens doen bereiken. De Franse bevolking is het ook zat dat hun zonen, broers, echtgenoten en vrienden zo zinloos naar de slachtbank worden gebracht. Legereenheden gaan staken, ofwel muiten. Steeds meer eenheden sluiten zich bij de staking aan. De manschappen blijven wel hun stellingen bemannen en verdedigen, maar ze weigeren nog aan te vallen. De officieren worden gevangen gezet. In de maanden mei en juni breidt de staking zich steeds verder uit. Tot een aantal van 54 divisies (gemiddeld +/- 20.000 man per divisie). En ondanks de onvrede en het grote aantal stakende soldaten vallen er tijdens deze opstand geen doden. Totdat de legerleiding zich ermee bemoeit dan. De legerleiding dreigt met harde sancties. En uiteindelijk beginnen de manschappen het op te geven. Divisies die dit weigeren worden beschoten met artillerie waardoor uiteindelijk ook deze de staking opgeven. De boodschap is echter duidelijk. De regering moet wel wat gaan doen om de onvrede onder de troepen en de bevolking terug te dringen. De legerleiding wordt vervangen. De nieuwe leiding zorgt voor betere leefomstandigheden, meer en betere voeding, water en hygiëne. Ook krijgen ze meer verlof en wordt er gezorgd voor vermaak en sport mogelijkheden aan de linies. Ongeveer 400 leiders van de opstand worden ter dood veroordeeld om een voorbeeld te stellen. Door de geheimhouding omtrent deze staking en door de discipline onder de troepen merkten de Duitsers niets van de hele staking. En dat was maar goed ook. De strijd kan voort gaan. En dat moet ook wel. Nu opgeven zou, zeker voor de Fransen, een ongelofelijke opoffering en leed teniet doen en hun republiek zou bezet worden en ophouden te bestaan. Opgeslokt in het Duits-Oostenrijkse keizerrijk. En de gevolgen daarvan zouden zwaarder zijn dan de strijd voortzetten. De strijd moet doorgaan en zal ook doorgaan. Naar een niveau van geweld dat weinigen kunnen voorspellen.
Dag 12
Zo, ontwaak in de Ardennen (daar was ik ook in slaap gevallen, dus het zou vreemder geweest zijn als ik ergens anders wakker was geworden). Hier maar eens mijn mogelijkheden bekijken. Maar na richting de 400 kilometer te hebben gereden over B en C- wegen ziet het er niet hoopvol uit. Ging mijn laatste reisverslag over één van mijn leukste vakanties ooit, nu ziet het er naar uit dat deze over mijn saaiste trip ooit gaat. De leukere bossen hier zijn verboden te betreden. Zie ergens een slagboom open staan en rijd dat terrein maar eens op. Het is een jachtterrein met waarschuwingen voor rondvliegende kogels. Stukken bos zijn gekapt met een jachttoren ernaast. Ja, je zal de moeite moeten doen zo’n beesie te besluipen. Nee, gooi gewoon een stuk bos plat en ga daar wachten met een kop koffie dat er een onschuldig hert, zwijn of vosje op wandelt. Die ‘sport’ mag natuurlijk niet teveel moeite kosten. Lekker makkelijk knallen en met de lunch weer thuis. Dat is geen jagen, dat is executeren! En zeg nu niet dat dat wordt gedaan om over populatie te voorkomen, want zolang ik zelden een hert of zwijn zie in het bos valt die gesuggereerde over populatie wel mee, lijkt mij. Er zijn gewoon groepen mensen die graag levende wezens dood maken om zich nog iets te voelen. En aangezien je niet (altijd) op mensen mag knallen (o, wat zullen ze daar van balen!) moeten dieren er maar aan geloven. En ze lullen alles dat krom is recht om de overige aardbewoners wel te kunnen blijven afknallen. Nee, populaties worden niet zo snel te groot. Een populatie wordt geregeld in de natuur door een balans tussen het voedselaanbod en de natuurlijke vijanden. En voedsel is er bij een stijgende populatie dus voldoende. Echter hiermee stijgt niet het aantal natuurlijke vijanden mee. Want deze knallen wij ook zo graag af omdat die misschien wel eens wat kippetjes kunnen gaan stelen (de natuur is o zo mooi zolang we er maar geen enkele hinder van ondervinden). Waardoor wij een onbalans creëren omdat we liever schieten dan voorkomen. En dan nog vallen die over populaties nog wel mee (op wat soorten knaagdiertjes misschien na dan). De meeste dieren zijn niet onbeperkt aan het doorfokken, ongeacht wat. Dat laten ze wel aan ons over. Vandaar dat wij mensen ook zo zeldzaam zijn… Maar ja, het zit in de mens z’n aard. Anderen beschuldigen van dingen die we zelf maar niet laten kunnen.
De uitzichten zijn ook erg veel weiland en akkers. En op het eerste oog lijkt het of ze royale stukken bos hebben behouden. Maar als je beter kijkt blijken deze of te rotsachtig en steil om er iets te verbouwen of het is bosbouw voor de kap. Dus gecultiveerd en enkel daar om, zodra er geld aan te verdienen valt, te rooien. Zoals veel kale heuvels bewijzen. Kom door wel leuke dorpjes. En het valt mij daar op, net als in Frankrijk, dat er zoveel zeer grote huizen in staan. Vijftien bij twintig meter is vrij normaal. Met wel vier verdiepingen. Zie er zelfs die zo 30 x 40 meter kunnen zijn, schat ik. Wat een kasten!
Na uren van rond tuffen beland ik op een camping die nog open is. Deze tipte mijn broer me. Kan ik me weer eens douchen sinds Péronne! Eens kijken of ik die korsten modder nog achter mijn oren vandaan krijg. Tenminste nog een kleine vreugd in deze verder vrij saaie dag van rondrijden.
Door het reisdoel van deze trip heb ik het vrij veel over de dood in dit verslag. Misschien een mooi moment om het eens te hebben over ‘leven’. Wat is leven en wat is het doel ervan? Een vraag die iedereen, in meerdere of mindere mate, bezig houdt, dus ook mij. Ik denk vaak na over dit onderwerp. En volgens mij bestaat dat uit drie onderdelen. Zo heb je: Het leven. Dat is de geestelijke ruimte die je krijgt tussen de bevruchting en de dood. Dan heb je: Het eigen leven. Dat is de invulling die je eraan geeft gedurende die periode. En als laatste: Leven. Dat is de factor die de twee voorgaande mogelijk maakt. Ik zal beginnen bij de eerste: ‘Het leven’. Wat is het leven? Dit begint, op het moment van bevruchting, minuscuul klein. En ik ga nu nog even niet in op wat er dan precies gebeurt, want dat valt onder het derde punt. Maar vanaf dat moment verandert er een klein stukje materie in een minuscuul kerntje van leven. De start van een jarenlange kettingreactie, maar zich nu nog onbewust van zichzelf of de wereld om zich heen. Dit gaat zich ontwikkelen (groeien) door de voedingsstoffen die het krijgt van de (draag)moeder en aan de hand van het bouwplan dat in het meegeleverde DNA gedicteerd staat. En na verloop van tijd begint dit ‘bouwwerk’ de vormen te krijgen van wat wij herkennen als mens (ik hou me in dit betoog bij de mens omdat dat het verhaal/ idee het makkelijkst te herkennen maakt en omdat het bij alle andere levensvormen hetzelfde zal zijn). Dat zich verder ontwikkelt en groeit. Het leven wordt groter en het bewustzijn groeit mee. De eerste waarnemingen die het opdoet zijn geluiden en trillingen en in zeer beperkte mate licht en donker. Warmte neemt het nog niet waar omdat het nog geen kou kent waardoor het de variabelen mist om warmte te onderscheiden. Na de geboorte (noodzakelijk om door te kunnen groeien. Al zou het kind zelf liever binnenblijven, voorzien van alles dat het wenst, zeker als het de gevolgen zou weten) komen daar de prikkels warm en koud bij en in versterkte mate licht en donker. Naar ik aanneem zal ook pijn en comfort een nieuwe prikkel vormen al durf ik niet te zeggen of dit al eerder gebeurt. Naarmate het kind door groeit komen daar steeds meer prikkels bij zoals kleur, het ontdekken dat je zelf je ledenmaten kunt besturen, meer geluiden en de ontdekking dat vele geluiden door jezelf geproduceerd worden en gecontroleerd kunnen worden. Langzaam begint het leven groter te worden dan de eigen lichamelijke grenzen. Gezichtsherkenning doet z’n intrede en de verfijning van de waarneming van de omgeving, kleur, diepte, licht en geluid, pijn of fijn. Zo gaat het langzaam over van enkel ontwaren van prikkels in zichzelf naar het steeds verfijnder waarnemen van prikkels uit de buitenwereld en de onderlinge verbanden daarbinnen. En naarmate het ouder wordt worden hierdoor zijn ervaringswereld en bewustzijn wereld steeds groter. Bij een baby is dat, ongeveer, alles binnen een meter van ‘m af. Bij een peuter de kamer waarin ie zich bevindt en bij een kind van rond de vier het huis waarin ie woont. En ga zo maar door. Dan de straat, school, de wijk, het winkelcentrum, de stad und so weiter. De ontwikkeling van de waarneming en de toename van prikkels is vergelijkbaar met de Big Bang. Het begint minuscuul klein en wordt groter en groter naarmate de tijd verstrijkt. En naarmate het ouder wordt wordt het ook steeds belangrijker voor de doorontwikkeling van het kind dat de prikkels en waarnemingen worden gestimuleerd van buitenaf. Eerst door de ouders, later meer en meer door derden en ervaringen verder weg. Deze stimulans is van groot belang om de ontwikkeling van de geest te stimuleren. En afhankelijk van de variëteit van de stimulans en prikkels die het van buitenaf krijgt, samen met de natuurlijke, eigen, verkennings- en ontwikkelingsdrang wordt het geestelijke universum groter. Bij het beperken of ontbreken hiervan remt de groei daarvan af. Alles wat je ziet, hoort, ontdekt, leert, ruikt en beleeft doet de geestelijke ruimte groeien. En als je voldoende stimulans ontvangt en een gezonde ontdekkingsdrang hebt ontwikkeld zal de geestelijke ruimte oneindig kunnen doorgroeien. Zodra prikkels en stimulans wegvallen, of je zelf denk dat je alles wel weet, dan valt die groei stil of remt deze minimaal af. En wat hier zo zonde aan is is dat de eigen denkruimte, kennis en herinnering alles is wat zich bevindt in jouw geestelijke universum en dus in je leven en alles is wat je kunt zijn, doen, bedenken of herinneren. Je moet immers eerst het bestaan van iets ontdekken om het te kunnen leren om het vervolgens te kunnen doen of toepassen/ verbeteren. Blijf jezelf dus altijd bewust dat er achter zowel de fysieke als de geestelijke horizon altijd iets nieuws te ontdekken valt, als je er maar voor open blijft staan/ naar op zoek blijft (echter met ontdekken bedoel ik natuurlijk niet die domme kreet: “je moet alles geprobeerd hebben”, want die wordt enkel gebruikt om de eigen zwakke ruggengraat te verbergen t.o.v. drugs/ drank). ‘Volwassenen’ hebben nogal eens de neiging te denken dat kinderen ‘alles’ wel weten/ begrijpen, maar het is de ervaring die het referentie kader creëert om iets in z’n context te kunnen plaatsen cq toe te passen. Klamp je daarom ook niet aan iets te vast, want dat maakt blind voor verder ontdekken. En deze ontdekkingsreis komt een keer ten einde. Het eigen universum houdt een keer op te bestaan. Uiteindelijk zal een ieder sterven en dat is dan ‘the Big Rip’ waarbij het innerlijke universum uiteen valt of implodeert. Dus blijf geestelijk groeien zolang het kan.
Eigenlijk is het leven niet meer dan ruimte, geestelijke ruimte. Het komt, het groeit en het valt uiteen. Zoals het universum om ons heen fysieke leefruimte biedt zo is het geestelijk universum onze denk- en beleefruimte. Leven is daarom ook geen gift of bijzonder, het is een gegunde ruimte. Vul deze daarom ook zo goed en mooi mogelijk in, ongeacht de lokale en lichamelijke beperkingen, voor jezelf, je nakomelingen en de wereld om je heen. Het maakt namelijk niet uit hoe oud je wordt, het gaat er om wat je in jouw gegunde ruimte doet en nalaat. Dus leef je leven nieuwsgierig met respect voor jezelf en de wereld om je heen binnen je natuurlijk meegegeven vormen, normen en waarden. Leef samen met de wereld om je heen en probeer daar iets positiefs aan toe te voegen nu je er toch bent. Doe waar je zelf achter staat en ga niet doen waar anderen, of omstandigheden, je toe verleiden (al valt dit weer meer onder het tweede punt; ‘het eigen leven’). Want ik ben er van overtuigd dat een ieder geboren wordt in het zo genoemde ‘Hof van Eden’, maar dat de verleidingen/ beperkingen daarna de boel (kunnen) verstieren. En zo krijg je de kans je eigen gegunde ruimte in vrede en balans met jezelf in te vullen. De stelling was namelijk eens: “To be or not to be, that’s the question”, en het antwoord hierop is: “Maybe”. Want dat betekent letterlijk: Mag zijn. En dat is welke kans we krijgen; we mogen zijn. We zijn immers tijdelijk te gast op deze bol dus gedraag je daar naar en maak er iets positiefs en opbouwends van. Laat meer na dan de bevrediging van het ego (eigenbelang).
Het kan zijn dat de vraag opborrelt: “Wat is DNA in dit verhaal?”. DNA is de door al onze voorouders opgebouwde database waar al de opgedane lichamelijke bouwkennis en geestelijke basiskennis (instincten) in zijn opgeslagen (en naar mijn idee zelfs veel meer). Het is de lijdraad van vele generaties om zo goed mogelijk de omstandigheden aan te kunnen. Onze privé encyclopedie. Een generatie op generatie overgedragen en aangevulde schatkamer van ervaringen, lichamelijke- en geestelijke mogelijkheden die teruggaat tot het prilste begin vanaf de eerste voorouders (geheel terug te zien bij de ontwikkeling van een embryo naar kind). Zodat het voor ons, en de generaties die nog komen gaan, mogelijk is met onze benen ons voort te bewegen, met armen om te beïnvloeden en hersenen om te creëren of manipuleren. De voorsprong om boven onze oerdriften en instincten uit te kunnen stijgen door de hersencapaciteit en lichamelijke mogelijkheden te gebruiken en verbeteren. Een gave die je gratis meekrijgt en waar je zelf aan meeschrijft. En misbruik deze gave niet. Want ik ben er van overtuigd dat dit uiteindelijk toch tegen jezelf zal gaan werken.
Loop net even een rondje in het donker over de camping. Zie ik twee dassen bij de rivieroever. Leuk! Eindelijk eens wat ander wildlife dan vogels J.
Dag 13
Zo, wakker, eindelijk. Scheren, douchen en de was staan op de planning. Als er een badhok in de buurt is dan moet ik daar wel gebruik van maken! En nu wil ik niet weer zeuren, maar wat is dat toch met die gedachte dat de douchekop boven de kranen moet zitten? Het is me al zo vaak opgevallen. Er zitten twee draaiknoppen aan de muur bevestigd, één voor warm en één voor koud (duhh, niet voor vast en vloeibaar). En dan draai je natuurlijk eerst de warme open met de gedachten daarna met koud de juiste temperatuur te stellen. Maar dan moet je dus met je hand door een regen van stomend heet water heen. En deze douchekop zit zo kort op de muur dat je daar onmogelijk aan ontkomt. Daarnaast, als je dat is gelukt en je met je rood verbrande onderarm dan onder die waterstralen plaatsneemt, sta je strak tegen die kranen. En doordat de kleinste aanraking aan deze kranen direct grote temperatuursveranderingen teweeg brengen, omhoog of omlaag, verandert het douche ritueel geregeld in een “verrassend” avontuur. En aangezien de maker van deze natte ruimte het zeer belangrijk vond om vooral die draaiknoppen nat te houden met de straal ontaard het geheel in een soort acrobatische discipline van je strak tegen de muur wassen, maar kost wat kost vermijden die knoppen te raken. Wat een genot. Als ik daarna mijn rood gehavende lijf sta af te drogen vraag ik me af of de bedenker van dat systeem zich ooit heeft afgevraagd of dit nu echt de beste opstelling is voor de campinggasten. Of zou ‘m dat gewoon geen zier kunnen schelen?
Als ik terugkom bij m’n huisje staan naast mijn stek m’n broer en twee kennissen van hem. Ze zijn hier voor een wandelweekeind. Hierdoor wist hij mij deze camping te tippen, gister, die nog open is. Leuk om weer even wat aanspraak te hebben welke ik kan verstaan. Nadat zij een uurtje later zijn opgetuigd en op pad gaan ga ik ook maar weer wat doen. Wilde eigenlijk de camper van binnen opruimen en schoonmaken, maar morgen weer een dag. Ga ook een stukje lopen, langs het riviertje nu het nog droog is. Heb echt weer eens wat noemenswaardige lichaamsbeweging nodig.
Waarom is het als ik iets ga doen het vaak uitmondt in iets debiels? Met mijn rugzak op de rug, gevuld met een flesje water, twee Bifi-worstjes en een handdoek, ga ik even een ommetje maken. Het pad af langs de rivier. Het pad is vrij smal en nogal sompig. Maar gelukkig heb ik mijn kaplaarzen aan, dus dat is geen probleem. Er zitten een paar stevige klauterstukken tussen, echter dat maakt het juist leuker. Later wordt het pad een karrenspoor door het bos naast het stroompje. De vogels fluiten en het geluid van de rivier verderop. Lekker om eindelijk weer even zo alleen door de natuur te lopen. Dan komt er een splitsing … duss? Er staan wel routenummers aangegeven, maar ik heb natuurlijk geen kaart of iets. Nu is het mijn stelling; als je niet weet welke kant op te gaan, ga dan rechts. Dus dat doe ik. Dit pad blijft het riviertje volgen. Al snel wordt de hellingshoek van de oever steiler. Ben wel wat gewend. Klauter over rotspartijen en omgevallen bomen en vervolg het steeds smaller wordende pad. Naarmate de oever steiler blijft worden neem ik ook steeds pittigere obstakels. Het ‘pad’ wordt ook steeds slechter zichtbaar. En op dit punt had ik moeten besluiten terug te gaan. Maar ja, ik ga nooit zo graag terug, dus ga ik door. Met handen en voeten blijf ik het steeds moeilijker waar te nemen spoor volgen. Het begint steeds meer weg te hebben van bergbeklimmen. Op zeer steile stukken neem ik zeer listige obstakels. Langzaam maar zeker kom ik ook steeds hoger op de wand terecht. Mijn spieren beginnen al aardig te verzuren en het zweten wordt heftiger. Het wordt nu steeds minder leuk. Zal ik toch maar omkeren? Tja, terug zitten best linke en zeer gladde stukken. Het zal zo toch wel weer vlakker worden? Het zijn niet de Alpen. Het is een Ardennen wandelroute, kom op! Alhoewel, het is toch nog wel steeds die wandelroute? Ben al enige tijd alle tekenen van een route kwijt. Op een gegeven moment zit ik, met mijn kaplaarzen, op een extreem steile wand bestaande uit, met mos bedekte, losse stenen, modder en bladeren. Moet iedere vorm van voortgang goed plannen. Kan me niet permitteren hier weg te glijden. En niet alleen omdat ik dan zeker 25 meter naar beneden ga, maar ook omdat er halverwege die neerwaartse route flinke bramenstruiken groeien. En die wil ik natuurlijk niet stuk maken tijdens een dergelijke rappe afdaling L! Ik ploeter verder, zeiknat van het zweet en met steeds erger verzurende spieren. Merk dat die twee weken achter het stuur zitten paffen wel enige invloed hebben gehad op mijn uithoudingsvermogen. Verder door kan ik iets lager komen op die wand. Als ook de begroeiing onder mij wat afneemt zie ik een vaag spoor langs de rivieroever. Daal verder af, wat meer weg heeft van gecontroleerd neerstorten. Glijdend en schuivend over de helling met als enige grip wat wortels om me aan vast te grijpen en door mijn vingers zo diep mogelijk in zachte stukken van de wand te duwen. Eenmaal op dat spoor gaat het wat makkelijker. Nog wel veel obstakels te nemen, maar tenminste vlakke ondergrond om op te staan. Kom op een vlak en open stukje. Hier even op adem komen. Hijg als een molenpaard. Ben verrot, maar ja, moet door. Terug is al lang geen optie meer. Het vervolg langs de rivier is goed te doen, maar brengt mij nog steeds verder weg van de camping. En ik heb steeds minder energie in mijn benen over. Dan stuit ik op een 4×4 spoor, terug de heuvel op. Deze maar nemen. Het is dan wel richting terug maar ook vrij schuin omhoog. Raak steeds vermoeider en heb geen idee hoe ver het nog zal zijn. Houd iedere 50 meter een rustpauze. Kan niet meer, wanneer stopt deze tocht omhoog?! Wel leuk tijdens die pauzes is dat het echt compleet stil is in het bos. Zelfs geen vogel geluiden. Want die zijn waarschijnlijk gevlucht door mijn gebries de heuvel op. Kom na enkele jaren bij een splitsing. En daar staat natuurlijk niets aan verwijzingen. Stuur dit keer links op m’n gevoel. Enkele honderden meters verder weer een splitsing. Een bordje daar verwijst mij wederom links. Maar zo’n honderd meter verder splitst het pad zich in drie richtingen en natuurlijk weer geen borden of iets. Het is hier boven op de heuvel, dus ik ga mij eerst eens goed concentreren op waar ik me zo ongeveer bevind. Ieder pad gaat naar beneden en ik heb niet de energie deze heuvel nogmaals te bedwingen. Hmmm? Denk dat ik het rechter pad moet nemen. Wel stijl naar beneden maar het blijkt uiteindelijk toch de juiste te zijn. Gelukkig! Een goed kwartiertje later ben ik weer terug bij de car. Ben gesloopt! Maar wel wat lichaamsbeweging gehad, al was het iets meer dan gehoopt. En wat avontuur aan deze vakantie toegevoegd en dat was ook wel eens nodig. Plof in mijn tuinstoel en kom daar voorlopig niet meer uit.
Een krap uurtje later komt broeder en co terug van hun rondtocht. Ze ontsteken de BBQ en vragen of ik mee eet. “Ja, gezellig”. Het is echt wel prettig om even wat aanspraak te hebben. Daarna een kampvuurtje met wat drankjes en verhalen, en voor ik het weet is het half twee in de nacht!
Dag 14
Als ik eenmaal ontwaak zijn mijn buren alweer vertrokken voor de ‘hike van de dag’. Zelf heb ik stevige spierpijn, dus voor mij zal het een rustig dagje worden. Even naar la Roche, voor wat inkopen, en dan maar wat rondrijden in de omgeving. Dan hangen op de camping want het gebruik van mijn benen blijft, na gister, een behoorlijk pijnlijke bedoeling.
Na de eerste (december/januari 1914/15) en de tweede (april 1915) slag om Ieper zijn de beschietingen daar onafgebroken door gegaan. Het hele landschap is een eindeloos kraterlandschap doordrenkt van dood en verderf. Zonder enige vegetatie of kleur. Het werk aan de stellingen is eveneens ononderbroken voortgezet. Enorme loopgraafstelsels zijn gegraven, ondergrondse bunkers aangelegd en er is een ondoordringbaar woud aan prikkeldraad gerezen tussen de vijandelijke linies. Het landschap is zo zwaar kapot geschoten dat rivieren geen vast stroomgebied meer hebben en het water zich vrij een weg door het landschap baant. Wat alles tot één grote modderpoel maakt. De beruchte modder van Ieper. Deze modder is eigenlijk een dikke klei dat overal aan vast blijft plakken. Hierdoor is het loodzwaar om alleen al te lopen. Laat staan er doorheen kanonnen, materieel en voorraden aan te voeren. Wegen en spoorrails worden gefabriceerd van takken, planken en boomstammen. Hierover wordt alles aan- en afgevoerd te voet. Alles dat van deze paden geraakt verdrinkt in de modder. Naast deze aanvoerlijnen liggen dan ook talloze dode soldaten en lastdieren weg te rotten.
Op 6 april 1917 verklaart de Verenigde Staten de oorlog aan Duitsland. Deze oorlogsverklaring kwam voornamelijk voort uit de grote hoeveelheid handelsschepen die Amerika verloor door torpedo’s van de Duitse U-boten. Door deze oorlogsverklaring raakt Duitsland nog meer geïsoleerd. Maar het zorgt er ook voor dat de Engelsen en Fransen grootschalig munitie en wapens kunnen kopen van deze krachtige, overzeese, bondgenoot. En dat doen ze dan ook. Ze kopen alles dat de VS kan produceren. Eveneens wordt de eigen oorlogsindustrie steeds beter ingericht voor de massa productie van kanonnen en bommen. Dus als in april de voorbereidingen voor de derde slag om Ieper in volle gang zijn kunnen deze, na de jaren van tekorten, eindelijk in enorme aantallen naar het front gebracht worden. Tijdens de voorbereidingen graven de geallieerden ook vele tunnels richting en onder de Duitse stellingen. Hier worden gigantische hoeveelheden explosieven in geplaatst. Dit is een trend die gedurende de loop van de oorlog door alle partijen op steeds grotere schaal wordt toegepast. Door gespecialiseerde manschappen en in complete stilte, want de vijand luistert altijd mee. Tegen de tijd dat de aanval zal starten hebben de Engelsen 19 van deze grote mijnen onder de Duitse stellingen geplaatst met daarin een totaal gewicht van 500.000 kilo explosieven.
In de vroege ochtend van de zevende juni, om 3:10 uur, openen de Engelsen de aanval. De 19 mijnen worden vrijwel tegelijk tot ontploffing gebracht. Verspreid over het aanvalsfront verrijzen enorme zwarte pluimen. Door deze extreme explosies worden aarde, stellingen en hun manschappen tot twee kilometer hoog de lucht in geblazen. Gigantische schokgolven gaan door de lucht en de grond. De Engelse troepen in hun stellingen worden achterover geblazen door de drukgolven. De schokgolven worden in de wijde omgeving gevoeld als een zware aardbeving. Tot ver voorbij Brussel, Parijs en Londen zijn ze duidelijk voelbaar. De ondergrondse schokgolven zijn dusdanig zwaar dat in nabij gelegen ondergrondse bunkers manschappen sterven zonder verwondingen. Het leven werd simpelweg uit hun lichaam geramd door deze onvoorstelbare klappen. Nadat die mijnen tot ontploffing zijn gekomen openen de Engelsen hun geschut. Duizenden kanonnen laten vele honderdduizenden granaten neerdalen op de vijandelijke stellingen. Achter deze kruipende barrages komen de grondtroepen. Door het waanzinnige geweld en door de eindeloze hoeveelheden aanvallende manschappen begeeft de Duitse voorlinie het. De stellingen, of wat daar nog van over is, worden veroverd. Direct na dit “succes” beginnen de voorbereidingen om de definitieve doorbraak te forceren. Eindeloze hoeveelheden mannen, munitie en materieel worden in hoog tempo naar voren geschoven. De grootschalige aanval die deze doorbraak moet gaan bewerkstelligen begint op 21 juni om tien voor vier ’s ochtends. Onder het ondertussen gebruikelijke dak van krijsende granaten gaan 13 divisies “over the top”. Rond de 300.000 man bestormen de Duitse middenlinies. Maar de vijandelijke troepen bieden verbeten weerstand. Hierdoor slagen de Engelsen er maar in rond de helft van de geplande doelen te veroveren. Het begint dan wederom zwaar te regenen, wat verdere aanvallen bemoeilijkt. En het blijft maar regenen. Iedere aanvalspoging verdrinkt meer letterlijk dan figuurlijk in de ontstane zee van modder. De troepen vrezen de modder al snel meer dan de bommenregens van de vijand. En terwijl de troepen proberen te blijven ademen in dit landschap van kleidrab beginnen de Duitsers met zware gifgas beschietingen. De Engelsen worden besproeid met gifgasgranaten. Vele manschappen sterven alsnog de verstikkingsdood omdat ze niet kunnen vluchten uit de eindeloze kleivelden.
Weken zitten de strijdende partijen vast. Als de regen stopt en de grond langzaam opdroogt begint de strijd weer op te laaien. De zware artillerie beschietingen worden hervat. Aan beide zijden. De Engelse infanterie weet, meter voor loodzware meter, gestaag voortgang te boeken. In de loop van oktober komen, mede door de aanhoudende droogte, de manschappen steeds verder vooruit. Op sommige punten is de voortgang zo ‘voorspoedig’ dat ze zelfs groen land bereiken. De Engelsen proeven haast de naderende overwinning. Echter dan krijgen de Duitsers opnieuw hulp van hun zeer krachtige bondgenoot: de regen. Deze zware regenval, samen met de onophoudelijke beschietingen over en weer, veranderen het strijdtoneel wederom in een eindeloze zee van zeer dikke en diepe klei. Nooit zal iemand weten hoeveel uitgeputte en gewonde soldaten verdronken in deze drab. Overal ligt het vol met dode mannen en lastdieren. Zover je kunt kijken liggen de lijken, in alle staten van verrotting en verminking. En de beschietingen gaan maar door. Ruim 10.000 kanonnen staan elkaars troepen onafgebroken, dag en nacht, te beschieten. Dit krankzinnige concert van geluid en geweld dendert constant over de ‘velden des doods’. Ook de grondaanvallen blijven maar door gaan, ondanks de klei. De klei die overal aan blijft plakken en in gaat zitten. Ogen, oren, neus en mond. Aan de benen van de aanvallende soldaten blijven grote klompen hangen wat lopen tot een haast onmogelijke taak maakt. Alles loopt vast in deze troep. Zelfs de wapens van de grondtroepen werken niet meer door de overal in overvloed aanwezige klei. En nog gaan de aanvallen en gevechten dag en nacht door. De troepen gaan elkaar nu te lijf, in massale man tegen man gevechten, met bajonetten, messen, scheppen, hamers en de blote vuisten. Tienduizenden mannen vechten, tot hun middel in de klei, met wat hun handen kunnen vasthouden, op leven en dood. Vele dagen gaat deze waanzin door. Stromen reserve troepen vullen de plaats van de gevallenen om zich vervolgens bij hen te voegen. En onophoudelijk blijft de bommenregen maar doorgaan, met explosief, hagel, splinter en gasladingen. Welke de kleivelden met vechtende mannen en lijken gestaag vermalen tot een soep van bagger, ingewanden en rottend vlees. Bunkers worden veroverd door kleine eenheden. Dit gebeurt enkel op vrijwillige basis en is een klus voor de dapperste der dappere soldaten. Deze besluipen ze in de nacht, uitgerust met knotsen, ploertendoders, boksbeugels en messen. Gemaakt om in 1 slag de tegenstander in de bunkers te doden. Een taak die meer weg heeft van zelfmoord dan heldenmoed. En zo kruipt het front meter voor moeizame meter voort. De strijdende troepen lijden zwaar onder de strijdcondities en niet afnemende honger, dorst en vermoeidheid. Het is een hel waar je niet uit kunt ontkomen. Het is een hel waar je enkel kunt sterven.
Uiteindelijk weten de Engelse troepen op 6 november Passendeal te veroveren. Hier wordt nog zo’n zes dagen zwaar gevochten maar uiteindelijk loopt de strijd vast. Er is geen overwinning. Er is alleen een soep van menselijke resten en modder. Rond de 500.000 geallieerde, evenals vele honderdduizenden Duitse, stuk geschoten lijken bedekken een landschap van rond de 8 bij, hooguit, 20 kilometer breed. En om een indruk te geven hoe ernstig de grondcondities zijn het volgende; een oorlogsjournalist die, na de slag, naar Passendeal afreist schrijft dat je nergens in en rond Passendeal kunt lopen zonder op menselijke resten te staan! Echter, de patstelling duurt, ondanks al die strijd, voort. Een strijd die 5 maanden heeft geduurd, nog geen tien kilometer terreinwinst heeft opgeleverd en nog lang niet zal stoppen.
Iedere keer als ik zo’n slag heb opgeschreven blijf ik met een triest en somber gevoel achter in mijn campertje. Het is emotioneel toch best belastend om die gebeurtenissen gedetailleerd neer te schrijven. Maar gelukkig komen dit keer mijn ‘offroad hikende’ buren, niet veel later, terug en kan ik bij hen aanschuiven. Het praten en ons gelach helpen me dit gevoel naast me neer te leggen. En na wat eten, drinken en lachen bij het kampvuur is het al weer veel te snel na enen in de nacht. En is het weer veel te snel tijd voor het dagelijkse slaapritueel. GAAP!
Dag 15
PFFF! Gister avond toch net iets teveel op. Ontwaak met een zwaar hoofd. Demonteer m’n bed en maak de car wat op orde. M’n buren zijn al wakker en ik voeg me bij hen met een koffie. Beetje babbelen en het vuurtje weer wat tot leven porren. Ze gaan straks weer huiswaarts en gaan dus geleidelijk inpakken. Wel jammer, het was wel gezellig even wat sociaal contact te hebben. Maar goed, het is niet anders. En voor het doel van mijn vakantie is het ook beter. Anders strandt deze ook maar bij een kampvuur met teveel drank. Leen een kaartje van de nabije omgeving. Zo’n gedetailleerde kaart zou mij nu eindelijk eens in de buurt van geschikte watertjes kunnen brengen om eens mijn magneet in te kunnen gooien. Als ze zijn vertrokken ga ik op zoek naar die watertjes. De eerste locatie ligt op de rand van de kaart. Hierdoor staan de mogelijke wegen erheen er maar gedeeltelijk op. Kan het daardoor maar niet vinden. En zo zet de trend van deze vakantie zich voort, oneindig zoeken en keren. Kom na veel rondrijden, per ongeluk, op een privé terrein terecht en word daar vrij vijandig op gewezen door de, neem ik aan, eigenaar. Wat maakt die man zich druk. Verdenkt ie me ervan dat ik stiekem die hectaren bos achter in mijn camper ga proppen om ze ongezien naar Nederland te smokkelen!? “Mijn!”. “Is van mij”. “Ik heb het recht, jij hebt geen recht”. Mein, mein, MEIN!!”. Gezeur. Weet de plek die ik op het oog had maar niet te bereiken. Dan maar naar een potentieel andere. Als ik er eindelijk kom blijken het een drie tal kunstmatig aangelegde stuwtjes te zijn. Kansloos. Ga het niet eens proberen. Echt leuk zo’n krachtige magneet, kan alleen nergens een geschikte stek vinden om ‘m eens in te smijten. Ga terug naar de, ondertussen iets te drukke, camping. Ga me maar eens beraden op het vervolg van de reis. Dit stuk Ardennen is op zich leuker qua omgeving dan wat ik in noord Frankrijk had. Maar het sterft er van de toeristen. En het is ook niet echt mijn reisdoel. Wat zal ik doen? Duitsland in, hopende iets beters te vinden of toch nog even naar het noordwesten van het voormalige front? Of naar huis, want ik begin dat dag in dag uit rond tuffen tussen akkers ook aardig zat te worden? NEE, niet nu al naar huis, dat laat ik me niet gebeuren! Ik heb nog drie dagen en die zal ik bereizen ook. Kan ook de laatste nachtjes op deze, iets te dure, camping blijven? Altijd die keuzes… Dan begint een mede campingbewoner het hout voor zijn kampvuur te zagen met een kettingzaag! Dat was die spreekwoordelijke druppel. Weet direct wat ik ga doen; weg hier! Rijd morgen ochtend richting Ieper. Zie wel wat ik daar ga aantreffen.
In het drieluik over ‘Leven’ deel twee; Het eigen leven.
Dit klinkt misschien vrij logisch; ‘het leven is wat je er zelf van maakt’, maar dat zit volgens mij toch iets genuanceerder. Er zijn namelijk nogal wat factoren die vanaf het prille begin beïnvloeden hoe een leven zich zal gaan ontvouwen. Zo maakt het al een wereld van verschil of je wordt geboren in een miljonairs gezin of als kind van zwaar verslaafde ouders ergens in een achterbuurt. Ook is het een wereld van verschil of je ontstaat binnen een liefdevolle harmonie of als je van jongs af aan mishandeld en/of misbruikt wordt. Maar toch geeft dit ook geen doorslag of garanties voor het verloop van het eigen leven. Ik denk dat het belangrijk is welke prikkels en uitdagingen je ontvangt van je directe omgeving vanaf het moment dat je geboren wordt en waarschijnlijk al enige tijd daarvoor. En hoe het karakter van het kind deze ontvangt en verwerkt. De factoren van de omgeving waarin je ontstaat zijn de fundamenten van hoe je verdere leven zich zal gaan ontwikkelen. Ik zie het zo; een kind dat geboren wordt is als een dik, maar leeg, boek. Gevuld met vele, echter onbeschreven, pagina’s. En de directe omgeving, ouders, broers, zussen en familie, zijn de eersten die invulling gaan geven op de voorste pagina’s van dit boek. Dit is het begin van de basis van geestelijke kennis en lichamelijke mogelijkheden die een kind leert cq. ontdekt. Het begin van de fundering waarop hij of zij zijn leven kan gaan opbouwen. Het is dus belangrijk dat die basis kennis zo gevarieerd mogelijk is. Kinderen van rijke ouders zijn gemiddeld slimmer dan die van minder bedeelde ouders. Dit komt doordat een kind in een rijk nest veel vaker en jonger blootgesteld wordt aan gevarieerde prikkels. Zo zijn rijkere ouders vaak hoger opgeleid en hebben hierdoor een bredere kennis waarmee ze vaker en beter (onderbouwd) op kinderinteresses kunnen antwoorden. Ook zijn er meer variaties in zo’n omgeving zoals boeken, klassieke muziek, natuur in de directe nabijheid en er zijn meestal wel één of meerdere instrumenten in de leefomgeving. Daarnaast wonen die gezinnen ook in een wijk waar de andere ouders eveneens deze meerwaarde aan hun kinderen kunnen bieden. Waardoor de vriendjes van het kind, in zijn sociale leven, elkaar gevarieerder uitdagen en opvoeden. Daarentegen is de variatie bij armere gezinnen meestal klein. Hier zijn de ouders vaak laag of matig opgeleid, wordt er weinig tot niet gelezen en zal een instrument lastiger te vinden zijn. Ook wonen ze vaak dichter op elkaar en is er weinig speel en ontdekkingsruimte om hun heen. En het meest artistieke dat er geboden wordt is meestal enkel voetbal. Hierdoor wordt de geestelijke groei en ontwikkeling van een kind sterk geremd. Het is geen verwijt naar die armere ouders, maar een stimulans om hun nakomelingen zoveel mogelijk variatie te bieden waar mogelijk ondanks verschillende beperkingen. Maar ook dit geeft geen garanties voor een leuk en gelukkig bestaan (vele malen belangrijker dan geld en bezit). Want de factor; opvoeden’ speelt misschien nog wel een grotere factor dan locatie van geboren worden. Zo worden rijke kinderen vaak verpest doordat ze alles krijgen dat ze wensen en weinig moeite leren doen en eveneens weinig tegenslag krijgen en leren verwerken. En hierdoor kunnen armere kinderen juist weer verder komen omdat ze leren zoveel moeite te moeten doen om iets te krijgen of bereiken. Dit maakt ze geharder als het gaat om doorzetten en gemotiveerd om uit die ‘armoede’ te komen. En dat is ook wat een kind wil en moet leren: moeite doen. Want je kunt het als ouder nog zo breed hebben en je eigen gevoel sussen met vele giften, als je kind zich ontpopt als ongeïnteresseerde en onhandige nietsnut wordt je er zelf niet gelukkiger van en je kind al helemaal niet. Het is echter wel een fout die vele ouders maken; altijd maar toegeven aan de wensen van het kind. Terwijl een kind niet eens weet wat het wil, laat staan wat goed voor ‘m is. Het is enkel bezig met het zoeken en testen van zijn grenzen. Velen behandelen hun nazaten als kleine keizertjes met de ouders als trouwe dienstbodes. En dat is misschien wel de makkelijkste weg, maar ook de slechtste voor het kind. Deze leert niet met tegenslag (nee) om te gaan of moeite te doen, wordt verwend en ook ongelukkig. Een kind wil leren! Een kind wil grenzen! En een kind wil weerstand! Niet als teksten op school, maar in de praktijk grenzen vinden, tegenslag ervaren, doorzetten en de gewenning van niet altijd krijgen wat het wil. Het is leren moeite te doen om te krijgen wat het graag wil en leren dat dit ook niet altijd lukt. Maar die weerstand/ grenzen moet je als ouder dat kind wel bieden. Het is als een ziekte dat kinderen altijd maar moeten lachen, dan is het goed. Nee, daar krijg je alleen maar kramp in je bek van en is helemaal niet leuk. Geef een kind duidelijke regels van wat wel en niet kan en geef ‘m zeer gematigd waar ie om vraagt (leren dat ie iets moet verdienen), dat is niet om dat kind te pesten, nee, een kind opvoeden is het kind voorbereiden om later op eigen benen zijn eigen weg te kunnen laten gaan en vinden. Niet ‘m 20 jaar doodknuffelen en verwennen (spoiled betekent immers ‘verpest’) en dan maar hopen dat ie overeind blijft als ie onder de koude douche van de volwassen/ zelfstandige realiteit komt te staan. De opvoeding is een fundering voor zijn verdere leven en als die is opgebouwd uit snoepgoed en cadeautjes dan zal z’n daarop gebouwde, eigen, leven vrij snel in elkaar storten. Alle ervaringen in het jonge leven, goed of slecht, zijn de gereedschappen om in het latere leven zelf te kunnen sleutelen aan de eigen toekomst. Het bekende rugzakje. En daar horen zoveel mogelijk variaties in te zitten om zo flexibel mogelijk op omstandigheden in het latere leven te kunnen reageren. Psychische of fysieke. En wat maakt nou echt gelukkiger? Iets dat je zonder (noemenswaardige) prestatie krijgt of iets waar je lang voor heb moeten werken en doorzetten? Wat dat aangaat is een kind teveel verwennen net zo schadelijk, geestelijk, als het mishandelen van een kind. “Geef ‘m nog maar een cadeautje, dan lacht ie van verdriet”. Wees als ouder geen onderdanige dienaar, of onderdrukkende tiran. Wees de verstandige leider die laat zien hoe het moet en die het kind wil volgen en waarvan ie kan leren.
De echte kansen die je krijgt in het leven zijn de kansen die je kunt zien en inschatten. En hoe breder jouw persoonlijke ervaringen zijn hoe beter je ze waarneemt en ze weet te benutten. En of die kansen nu een baan, vrienden of de liefde behelzen. Als je niet weet waar je op moet letten en wat de valkuilen zijn zal je lastiger de juiste kansen herkennen en makkelijker de verkeerde benutten. En misschien zemel ik iets te lang door over de opvoeding, maar dat is wel een heel belangrijke fase voor het verloop van de rest van het leven. Daarnaast is de periode voor de pubertijd de fase waarin je nog flexibel genoeg bent om je karakter te kneden. De pubertijd is de fase in je leven dat jouw definitieve persoon wordt gefixeerd. Zie het als het maken van een kleien vaas. Zolang ie niet gebakken is is ie nog te vormen of vervormen, is ie eenmaal een tijdje in de oven (pubertijd) geweest dan staat het vast. Zo is het mij ook wel opgevallen dat trauma’s van voor de pubertijd de rest van het leven door etteren, terwijl als deze na de pubertijd plaats vinden ze weer redelijk snel slijten. Niet altijd natuurlijk, maar niets is altijd.
Maar naast de opvoeding moet je als kind, puber of (jong)volwassenen ook altijd jezelf in de gaten houden en blijven sturen. Een karakter is feitelijk nooit af. Van het moment dat je zindelijk leert te worden totdat je die vaardigheid weer vergeet is het belangrijk om altijd nieuwsgierig en flexibel te blijven. En leer jezelf aan eerlijk en oprecht naar je eigen daden en levenspad te blijven kijken. Iets dat veel lastiger is dan het op het eerste oog lijkt. Het probleem zit ‘m namelijk in het feit dat het veel moeilijker is om jezelf juist te beoordelen dan een ander. Want voor de eigen daden en woorden heb je namelijk altijd een verhaal of verklaring in je hoofd. Daarom is het zaak jezelf te leren bekijken zoals een ander dat doet, of jij naar een ander. Stel jezelf gerust en geregeld de vraag: hoe komt het aan wat ik doe of zeg? Hoe zou ik reageren als een ander dit naar mij zou doen? En heb ik echt wel een goed gevoel bij hoe ik bezig ben? Is het antwoord hierop negatief, leer het dan anders te doen. Jezelf geweldig vinden is makkelijk maar zinloos, want hoe je jezelf ziet is van geen belang voor hoe een ander jou gedrag ontvangt of jou (en je prestaties) ziet. Daarnaast kunnen kleine negatieve persoonlijke eigenschappen makkelijk uitgroeien tot structureel negatief of ontspoord gedrag zonder dat je het zelf door hebt. En hoe groter iets wordt, hoe lastiger het zal zijn er nog iets aan te veranderen. Arrogantie is hiervan een goed voorbeeld; het is gedrag dat weinigen kunnen waarderen en daarom negatief als karakter eigenschap. Echter werkt arrogantie als geestelijke oogkleppen. Een beetje arrogantie is belangrijk om jezelf staande te houden, teveel arrogantie stoot af en zorgt er op de lange duur enkel maar voor dat je alleen komt te staan. Zo is bescheidenheid positief, maar ook hier geldt dat als het de overhand krijgt het een afstotende werking op anderen zal gaan hebben. Waardoor je enkel kansen verpest voor jezelf en deuren sluit bij anderen. En dat geldt eigenlijk voor veel in het leven, veel is van belang zolang het maar in mate wordt toegepast.
Dan heb je nog het ontdekken van geheel nieuwe dingen. Bij zowel kinderen als volwassenen zie ik geregeld dat er iets niet gedaan wordt of geprobeerd omdat het bij voorbaat als te moeilijk, te vies of te vreemd wordt afgeserveerd. En nu ben ik zelf ook nogal een zeikerd als het om eten gaat, ben ik terughoudend om iets tegen mijn gevoel in te doen en zoek ik ook liever de makkelijkste weg, dat heeft een ieder wel in meerdere of mindere mate, maar het is wel belangrijk nieuwe paden in te durven slaan. Ik heb vaker een uitspraak gehoord die in ieder geval mij goed heeft gediend en dat ook naar anderen zal kunnen en die is: “Zeg pas of je iets wilt, lust of kunt als je het drie keer serieus en open geprobeerd hebt”.
Om het meeste uit het leven te kunnen halen is dus de opvoeding van behoorlijk belang. Daarnaast is het zaak de opvoeding van je ouders door te zetten en/ of te verbeteren door na het nest te hebben verlaten jezelf door op te voeden en te sterken. Zodat je je eigen kinderen een betere en eerlijkere kans kunt bieden voor later. En je zelf een mooier leven kunt inrichten. En feitelijk is kinderen opvoeden ook voornamelijk jezelf opvoeden. Leer jezelf te laten zien wat het kind nog niet kent. Stimuleer wat ‘m pleziert en push gematigd wat het niet zo leuk vindt. En geef een beloning (cadeau, snoep e.d.) gematigd en als jij vindt dat ie het verdient. Leg duidelijk en begrijpelijk uit hoe en wat iets is en waar de voordelen of gevaren loeren. En wees eerlijk. Leer een kind niet tegen een ander te leunen, of op een ander te steunen, maar leer het geestelijk zelfstandig te staan en vervolgens lopen. En leer dat zelf ook. Voor een kind geldt hetzelfde als voor jezelf; enkel uit de zaken die je kent zal je een weloverwogen keuze kunnen maken, verbanden kunnen leggen of nieuwe toepassingen kunnen creëren. En denk nooit dat je er al bent, want dan ben je op de terugweg. Zo verbaas ik me vaak over de reactie van mensen wanneer je een kanttekening plaatst bij hun doen of laten dat ze reageren met: “Dat doe ik altijd zo!”. Ja, dus? Dan doe je het misschien altijd al verkeerd!? Maar goed…
Nu kan ik hier op zichzelf al een boek over vol schrijven, dus laat ik het hier maar even bij laten J.
Dag 16
Heb maar weer eens mijn wekker gezet. Wil een beetje bijtijds richting Ieper vertrekken, maar heb ook nog wat was en afwas verplichtingen te volbrengen. Maar eerst even met een koffie wakker worden. Dan ook nog douchen, nu het nog kan. Het is dit keer niet zo’n spannend temperatuurswisselspektakel want uit beide kranen komt enkel koud water. Je kunt ook niet teveel verwachten voor 23 euries per nacht L. Laat om die reden de afwas ook maar schieten. Nou… karren dan maar. Weg uit deze plassen en blubber. Dat is wel de rode draad gedurende deze trip; regen en modder. O nee! Bij de Somme had ik ook nog veel natte klei. De camper begint na twee weken dus aardig smerig te worden van binnen. Alles is ook behoorlijk klam vochtig.
Op zich vind ik het wel jammer om uit deze omgeving te vertrekken. De omgeving is hier erg mooi met al die herfstkleuren en de zon door de bomen. Maar goed, het regent hier nu ook weer flink door… naar Ieper dan maar.
Het is onderweg te merken dat onderhoud aan de wegen weinig prioriteit geniet in België. Wat zijn die soms slecht zeg! Als ik mijn wielen maar niet stuk rijd. België heeft sowieso aparte wegenconstructies. Er staan huizen en bedrijven langs de snelweg waar de vluchtstrook dient als parkeerplaats. Sommige panden hebben hun voordeur letterlijk aan de rand van het asfalt. Dan stap je echt lekker ontspannen naar buiten! Het is wel een grappig gezicht. Het zal wel een afwijking zijn, maar ik vind rijden altijd erg leuk. Onderweg zijn. Heb bij aankomst altijd iets van: ben ik er nu alweer? Ben benieuwd hoe het in de contreien van Ieper zal zijn. Ik vrees net als noord Frankrijk. Maar als ik die stad nader valt het me alles mee. Het oogt hier stukken aantrekkelijker dan in omgeving Arras. Ook hier zie je natuurlijk weer vele begraafplaatsen in het landschap verschijnen. Dan neem ik de afslag; Ieper centrum. Ja ja, zit in Vlaanderen, dus eindelijk weer eens mensen ontmoeten die ik kan verstaan! Na een aantal kilometertjes rijd ik Ieper binnen. Het oogt als een heel gezellige stad. Raar idee dat dit 100 jaar terug het episch centrum was van gigantische moordpartijen. Als ik de stadspoort binnen rijd zie ik een klein museum. En na door het stadscentrum te zijn gekropen beland ik er weer. Eens even binnen kijken dan maar. Het is eigenlijk een kroeg met daarachter een privé museum dat door het eigenaars echtpaar is verzameld en opgebouwd. Het is een privé collectie, maar wel een flinke. Ook de bar staat vol (onschadelijk gemaakte) granaten en relikwieën uit De Grote Oorlog. Heel gaaf. De toegang tot het museum kost 3 euro en dat is erg goedkoop gezien wat er te zien is. Echt heel goed opgezet. Je loopt door een replica van een loopgraaf met aan beide kanten loopgraaf taferelen achter glas. Realistische poppen met originele uniformen, nagebouwde stellingen, wapens, munitie en wat niet meer. Alles grauw en vies. En de gehele tijd hoor je het geluid van explosies, machine geweren en geschreeuw van strijdende mannen. Het is echt een aanrader om te bezoeken. Het heet; Ramparts War Museum. Praat ook nog even een poosje met de eigenaresse van het geheel. Ze vertelt dat de gehele verzameling door haar en haar man bij elkaar is gespaard en dat ze eigenhandig het museum hebben opgebouwd. Ze geeft me ook nog wat goede adviezen over de directe omgeving en de daar te verwachten bezienswaardigheden. Hier mag je wel met een detector op pad op gemeentegrond en met toestemming op privé-grond. Maar ze raadt het me af. Er ligt hier nog veel onafgegane munitie in de grond en die kan gewoon nog afgaan. Ze vertelt dat niet zo lang terug er bij graafwerkzaamheden een granaat van een kilo of 50 omhoog kwam. Een werknemer van dat bedrijf wilde de ontsteking eraf draaien (had ie al vaker gedaan). Echter tijdens deze poging ging het mis. Het was zo’n drie kilometer bij de bar vandaan, maar de ruiten trilde. En de werknemer van het graafbedrijf was veranderd in rode muurverf. Ze verwijst me ook naar een locatie waar ze laatst op skeletten zijn gestuit bij kabelgraafwerk en waar archeologen nu opgravingen doen. Daar ga ik zeker even kijken! Door haar tips en verhalen verlaat ik de zaak te over enthousiast. Ze zei dat je op omgeploegde akkers soms omhoog gekomen granaten kan zien liggen. Dus ik op pad en alle velden afspeuren. Zie er natuurlijk geen één, maar rijd wel een aantal keer bijna van de weg. Slimmerik! Bij de archeologische opgraving aangekomen zie ik de mensen bezig in grafvormige kuilen. Er liggen ook her en der hopen verwrongen wapentuig en granaten naast. Op zich valt er weinig te zien (je mag het stuk grond niet op) maar het is wel apart om te zien. Kar nog wat verder rond. Kom ook nog langs een flinke Engelse begraafplaats met een 20.000 zerken. Dan ga ik maar eens op zoek naar een staanplaats voor de nacht. Ga morgen vroeg wel weer verder op pad, want er is hier volgens mij best nog een hoop te ontdekken. De eerste camping die ik, vlak naast Ieper, vind is zowaar open. En het is er knap druk. Maar ach, ben alweer best gaar van het sturen. Boek voor twee nachten. Nou, mijn favorieten stekje zal deze camping niet worden. Het is er zo strak en steriel als een operatiekamer, maar ik sta. Ga maar weer eens schrijven, al komt het vandaag wat lastig uit mijn pen.
Wat wel lekker is van zo’n camping…? Er is geen modder! Eindelijk eens de camper instappen zonder allerlei natte zooi onder mijn schoenen. Halleluja!
Voor het avondeten eens een gezinnetje Duitse worsten gebakken. Lang terug dat ik die heb gegeten. Weet ook gelijk waarom dat alweer even terug was. En weet ook gelijk waarom Duitsers zo wild zijn van worst. Dan zit je kleding en je keukentje gelijk lekker bedekt met vette spetters en ze zijn niet te eten J!
Ondanks de “successen” die geboekt zijn met de slagen rond Ieper en Passendale zit het front toch nog steeds vast. Want de Duitsers hebben zich wederom ingegraven en de geallieerde troepen zijn te zwaar gehavend om door te stoten. Waardoor een definitieve doorbraak voor geen van de partijen in zicht is. Dus lanceren de geallieerden in november 1917 een grootse tankaanval bij Combrei. Hier is het de gehele oorlog nog relatief rustig geweest en daardoor is het landschap in deze streek nog niet zo zwaar kapot geschoten. Echter, hierdoor hebben de Duitsers ook voldoende tijd gehad om hun stellingen te versterken. ‘Ongestoord’ is er drie jaar lang gebouwd, gegraven en aangevoerd wat hun stellingen in haast onneembare forten heeft veranderd. Maar doordat dit landschap nog zo ongeschonden is leent deze locatie zich heel goed voor de eerste massale inzet van de nieuwste oorlogsdemon: de tank. Wat gelijk een zware test zal worden voor deze piepende en brommende monsters.
Op 2 november komen, in de vroege ochtend, ruim 500 tanks in beweging en zetten koers richting de Duitse loopgraven. Ze betreden een landschap van prikkeldraadvelden en machinegeweer stellingen. Het eerste obstakel dat ze zullen moeten nemen is het prikkeldraad. Een wand van twee en een halve meter hoog en 120 meter diep van zeer dicht en dik prikkeldraad. Net als de eerste tanks dit veld betreden begint het geallieerde geschut te bulderen. Om de Duitsers alvast wat mulm te beuken schieten enkele duizenden kanonnen honderdduizenden granaten op de verdedigingswerken. Vele van deze granaten zijn gevuld met gifgas. Ondertussen banen de tanks zich een weg door het woud van stekels. Iets dat veel makkelijker gaat dan van tevoren gehoopt was. De infanterie kan zich dan ook vrij eenvoudig vooruit bewegen over de paden die de tanks creëren. Duitse manschappen die de tanks zien naderen vluchten in doodsangst. De meesten hebben nog nooit een auto gezien en zijn doodsbang voor deze monsters waarop hun kogels geen enkel effect lijken te hebben. Piepend, brommend en schietend, met hun drie kanonnen en acht machine geweren, kruipen deze grauwe en zeer grote blokken staal voort. En doordat de Duitsers zich geen raad weten met die machines en ze zich overal doorheen beuken is de aanval een groot succes. De tanks dringen zes kilometer door in de Duitse linies. Het is een succes waar iedereen naar hunkerde. De pers blaast het dan ook zo op dat het thuisfront denkt dat de eindoverwinning binnen handbereik ligt. In Engeland luiden in iedere plaats de kerkklokken en de mensen dansen op straat. Maar als zo vaak in deze oorlog is het gejuich te prematuur. Want op 30 november zetten de Duitsers, tot ieders verrassing, een grootse tegenaanval in. En deze is zeer verbeten en overweldigend. En hiermee winnen ze ongeveer alles terug dat ze eerder verloren hadden. Deze her verovering gaat echter wel weer gepaard met grote verliezen, aan beide zijden. En zo is het begin december weer terug bij af. En gaat de oorlog richting z’n vierde kerst. Met Europa in een diepe crisis en zowel de thuisfronten als de strijdende troepen lijdend onder zware ontberingen van tekorten, ziekten, honger en dorst.
Door de Russische revolutie staken de Russen begin 1918 de strijd aan het Oostfront. Dit komt als een geschenk uit de hemel voor de Duitsers. Die kunnen nu zowel de vrijgekomen troepen als geschut gebruiken om het gehavende Westfront te versterken. Dit geeft ze een zeer grote voorsprong op de geallieerden in zowel manschappen en materieel als moraal onder de troepen. Iedere Duitse soldaat is nu overtuigd van de komende eindoverwinning. En om dit momentum te benutten plant de Duitse legerleiding een groots voorjaars offensief (opruiming? Nee, offensief). En de troepen staan te trappelen om aan te vallen. In januari en februari 1918 brengen ze alles dat ze kunnen naar het front van de geplande aanval; van de Somme tot Laon. De voorbereidingen zijn zeer grondig op alle vlakken. Aan alles wordt gedacht. “De Keizerslag”, zoals de komende slag genoemd wordt, moet de slag gaan worden die de eindoverwinning zal bezegelen. Als de Fransen lucht krijgen van deze enorme, op handen zijnde, aanval, bereiden ze de verdedigingswerken zo goed mogelijk voor op wat onvermijdelijk zal gaan komen. Maar er is te weinig tijd, manschappen en materiaal om deze enorme klus te klaren. De meeste mannen en materiaal zijn namelijk al verdwenen samen met de rook van de bommen in de voorgaande jaren. Maar iedereen doet wat ie kan. Met de prangende vraag: wanneer zal de aanval komen!? Iedere Fransman en Engelsman vraagt zich af: ‘Hoe lang hebben we nog?’. Dan, op 21 maart om 4:00 uur in de ochtend, weet een ieder het; geen seconde meer!
De Duitsers hebben in hun voorbereidingen rond de 10.000 middelzware en zware stuks geschut opgesteld en die gaan nu vol gas open evenals de talrijke batterijen licht geschut. De geallieerde troepen in de linies horen het onheilspellende roffelende gedonder in de verte losbarsten en weten, in iedere vezel van hun lichaam, wat dit betekent… De hemel vult zich met het gestoorde gekrijs van de onnoemelijke hoeveelheden bommen die zich ophopen in de lucht. Dan begint het knetterende gedreun op de stellingen, en het gegier van de scherven door de lucht. De eindeloze aantallen inslagen naderen als een muur des doods. Wolken gas drijven richting de hopeloze manschappen. Vele honderden dreunen en schokken per seconden. De poorten van de hel zijn geopend. De Dood schatert over de slachtvelden. Er is geen uitweg meer. Dit is het geluid van het einde! Richting en over de 1.000.000 bommen per uur, tot anderhalve ton per stuk, regenen neer op de geallieerde verdedigingswerken. Gevuld met gas, hagel en explosieven. In kruipende barrages wordt meter voor meter het verdedigingsfront tot stof gemalen. Soldaten in hun stellingen ondergaan een regen van klei, brokstukken en mensenresten over zich heen om vervolgens hetzelfde lot te ondergaan. De over gemotiveerde, Duitse, kanonploegen werken zo snel en efficiënt dat ze ongekende vuursnelheden halen. Honderdduizenden geallieerde soldaten maken zich zo klein mogelijk onderin hun stellingen. Ze worden krankzinnig door dit onbeschrijfelijke geweld. De lucht is massief van de scherven, hagel en gas. Vele duizenden stikken in de eindeloze gifgaswolken en vele tienduizenden meer sterven door explosies en scherven. Door de grond gaan continue zware schokgolven als een zeer zware aardbeving. Stellingen met hun manschappen worden begraven, opgegraven en opnieuw begraven door de ontelbare zuilen aarde en de ploegende werking van de ongelofelijke hoeveelheden bommen. Mannen schieten zich door hun hoofd om aan dit gigantische geweld en geluid te ontkomen. En al duurt dit bombardement “maar” 5 uur, iedereen in de zeer wijde omgeving ervaart het als het einde van de wereld. De Engelse en Franse voorlinies worden compleet weggevaagd. En als het geschut eindelijk afneemt wachten zij die dit overleefden op de onvermijdelijke genadeslag die nu zal komen van aanstormende grondtroepen. Het geallieerde geschut is ondertussen ook vol aan het vuren. Waardoor de Duitse stellingen zwaar getroffen worden, maar het mag niet meer baten. Dan start de gevreesde grondaanval… Citaat: “Zeeën van soldaten golven uit de loopgraven en spoelen richting de resten van onze stellingen”. En door het ongekende slopende voorwerk van de bommenstorm breken de Duitse troepen al snel door. Door de geallieerde linies en vervolgens het open achterland in. Het voor onmogelijk gehouden gebeurt, de patstelling aan het front wordt doorbroken. Over een groot gedeelte van het front trekken de geallieerde soldaten zich terug onder een continue regen van bommen. Besproeid met kogels van de oprukkende troepen. Vluchtend in wolken gas, rook en stof. Zo ver het oog kan kijken zijn explosies, rook en vuur verklaren terugkerende piloten. Veroorzaakt door zowel de Duitse granaten als door vluchtende geallieerde troepen die hun stellingen, munitie en brandstof voorraden opblazen. Deze voorraden worden vernietigd om te voorkomen dat ze in vijandelijke handen zullen vallen. Reusachtige zwarte rookkolommen stijgen op uit de brandende dorpen en steden. De oprukkende Duitsers zijn niet te stoppen. Er heerst chaos en paniek onder de geallieerde troepen en hun legerleiding. Deze besluit bij Amiens een nieuwe verdediging te organiseren en deze stad kost wat kost te behouden. Kost wat kost! Maar er is weinig hoop op succes. De opmars van de Duitse grondtroepen lijkt niet meer te stoppen. Het verlies lijkt onvermijdelijk. Echter op 26 maart remt de aanval plotseling af en komt daarna zelfs geheel tot stilstand!? Vijf dagen en nachten van non-stop vechten, lopen en sjouwen hebben de aanvallers namelijk compleet uitgeput. Daarnaast gaan ze zwaar gebukt onder de gevolgen van uitdroging en uithongering. Voorraden kunnen de voortgang niet bijhouden in dit extreem verwoeste landschap. De aanval dooft uit als een vuurstorm die door zijn brandstof heen raakt. De Duitsers nemen, noodgedwongen, de tijd om uit te rusten, te hergroeperen en voorraden te verkrijgen. Na deze ‘pauze’ proberen ze op 5 april weer beweging in de aanval te krijgen en verder door te breken. Maar de geallieerden legers hebben de rustperiode benut om de verdediging weer op poten te krijgen. Hierdoor loopt deze poging vast. Op 9 april gaan de Duitsers voor een 2e poging om de definitieve doorbraak te forceren. Ten zuidoosten van Ieper begint een nieuw offensief. Wederom luiden vele duizenden kanonnen de strijd in over de kleivelden van Ieper. Het openingsbombardement is vergelijkbaar met dat van 21 maart. Wederom vallen er miljoenen bommen op honderdduizenden doodsbange soldaten en hun stellingen. En wederom worden de troepen gek in hun loopgraven. Alle vormen van verminking vinden plaats door deze idiote hoeveelheid geweld, explosies en scherven. Wederom beuken de enorme schokgolven door de lucht en de grond. Wederom breken vele trommelvliezen, botten en geesten onder dit krankzinnige concert van geluids-, druk- en schokgolven die tot ver voorbij Brussel, Parijs en Londen hoorbaar en voelbaar zijn. En wederom stikken en sterven vele tienduizenden mannen door gifgas, explosies en rondvliegend staal. De met onmenselijke arbeid opgebouwde stellingen worden door dit onaardse geweld onherkenbaar verwoest. En weer weten de Duitse grondtroepen door te breken. Echter dit keer worden er direct massaal Engelse reservetroepen naar dit strijdfront gestuurd en hierdoor lukt het de geallieerde de Duitse doorbraak redelijk snel te stuiten. En zo gebeurt het dat eind april het gehele front weer vast zit. Ondanks het onvoorstelbare geweld en verlies aan levens zit men weer in de niet ophoudende patstelling. De prijs die de Duitsers voor deze twee doorbraken hebben moeten betalen is richting de 400.000 doden en ongeveer eenzelfde aantal vermiste of voor het leven verminkte manschappen. Mannen die niet meer gemist kunnen worden. Want er zijn simpelweg geen reserves meer om de geleden verliezen mee op te vullen. “De Keizerslag” stopt voornamelijk door het grote verlies aan manschappen en het ontbreken van de broodnodige reserve troepen. Citaat: “ Het is als een bosbrand die dooft door door zijn brandstof heen te geraken, echter is die brandstof in dit geval mannen”. Daarin tegen begon de Verenigde Staten vanaf 1 maart steeds meer manschappen over te brengen naar Frankrijk. En dat is zeer welkom. De Engelsen en Fransen zijn ook door hun inzetbare reserves heen aan het raken. Gewonden worden al, zo snel mogelijk, opnieuw ingezet en de leeftijd voor nieuwe rekruten is teruggebracht naar 16 jaar. Nu worden de geallieerden met de dag sterker. Gevoed door nieuwe en gemotiveerde troepen uit de VS. Al is het zeer zéér laat, het is meer dan welkom.
Dag 17
Word weer eens te laat wakker. Wilde bijtijds op pad, maar het regent pijpenstelen. Dus is dat late opstaan weer iets minder erg. De reden dat ik zo laat wakker word is voornamelijk dat ik een slaapzak bij me heb die eigenlijk te warm is. Voor rond of onder het vriespunt is ie prima, maar met nachttemperaturen van rond de tien graden is ie te warm. Hierdoor rits ik ‘m steeds open tijdens mijn slaap. En dat is weer veel te koud. Werd vanochtend vroeg dan ook weer eens wakker als een ijsmummie. Snel dichtritsen en opwarmen dan maar. Echter als dat dan eindelijk lukt dan val ik ook weer in slaap en is het zo weer te laat. Moet misschien toch eens op zoek naar een tweede slaapzak om dit probleem op te lossen.
Eens op mijn paparassen kijken wat ik nu kan gaan doen met die regen. Ga maar langs een museum in de buurt. Lijkt me het beste alternatief tijdens die buien. Maar ja, daar aangekomen ontdek ik dat iedere toerist in de wijde omgeving hetzelfde idee heeft gehad. Het aanblik van al die touring bussen en auto’s doen me dit plan dan ook maar vergeten. Dan maar weer de C-weggetjes afrijden. Kijken of ik in de omgeploegde velden omhoog gekomen munitie kan waarnemen vanuit de car. Acht de kans niet zo heel groot, maar wil niet weer een vakantie afronden zonder gehoopte bodemvondsten. Dus tuf ik langzaam tussen de akkers. Kilometer na kilometer, uur na uur. Vind maar niets. Maakt niet uit, ga gewoon stoïcijns door. En na een drie uurtjes speuren zie ik zowaar iets liggen. Haal het uit het veld. Kan niet direct zien wat het is. Het is een cilindervorm met veel roest en klei eromheen. Waanzinnig! Voel me als een klein kind zo blij. Al is het toch wel spannend om iets op te pakken waarvan je niet zeker weet of het BOEM! gaat zeggen. Maak ‘m een beetje schoon, achterin de camper, waar het gelijk een roestbende wordt. Het is een afgegaane hagelgranaat van een 30 centimeter lang en een acht centimeter dik. Dacht eerst dat het een huls was maar vond ‘m daarvoor ook weer veel te zwaar. Die gaat mee! Met een lach op mijn gezicht zoek ik weer verder. Weet nu een beetje waar ik op moet letten. En na een twee uurtjes speuren zie ik weer iets. Aan de rand van een akker ligt weer iets granaat achtigs. Zo te zien heeft een boer deze gevonden en aan de kant van het veld gelegd om af te laten voeren. Stap uit om het te bekijken. Het is een niet afgegaane hagelgranaat. Weer erg leuk om te zien, al laat ik deze maar lekker liggen. Hier komen dan wel met regelmaat scherpe granaten boven zonder dat ze afgaan. Ik weet ook dat de kans dat ze alsnog afgaan niet heel groot is (mits je er niet aan gaat rommelen) maar om zo’n stuk risico nu twee dagen in mijn camper rond te gaan rijden lijkt me de goden verzoeken. Was sowieso niet van plan ‘scherpe’ munitie mee te gaan nemen. En waarschijnlijk hoef ik mijn redenen daarvoor niet verder uit te leggen. Rijd nog een paar uurtjes rond zonder verder succes en houd het dan voor gezien voor vandaag. Het is alweer 17:00 uur. Naar de camping dan maar weer. En door de spitsdrukte en de regen ben ik daar pas ruim een uur later. Maar het geeft allemaal niets want ik heb toch wat gevonden vandaag!
Als ik zo in mijn camper zit met het geroffel van de regen op het dak begint het toch aardig koud te worden. De hele dag regen en hagel hebben de temperatuur aardig omlaag gebracht. Maar ik mag niet klagen. Zit droog en er is geen modder op deze camping! Al zit ik wel wat opgesloten want ik kan niet echt naar buiten. Daar regent het maar door met veel wind en bliksemschichten. Bedenk me dat ik mijn mobiele woning nog niet door de mangel heb gehaald en besluit dat de laatste avond in mijn trouwe vierwieler daarvoor een goed moment is. Het is qua uiterlijk echt een leuk karretje. Een al wat oudere, witte en verhoogde, Volkswagen Transporter. Toen ik dit campertje op internet vond had ik het gevoel dat ik zoiets best zou willen bezitten. Maar na er twee en een halve week in gewoond te hebben zie ik dat nu anders. De voorstoelen zijn meer dan prima, zeker voor lange ritten. Ze zitten comfortabel, met twee armsteunen per stoel en een hoofdsteun als een kussen (zodat je lekker kunt indommelen achter het stuur J). Achterin is op zich alles aanwezig. Een tweepitter fornuis, koelkastje, gootsteen met kraan en water en redelijk wat kastjes. Ook een bank (uit te klappen naar een bed) met een demontabele, ruime, tafel. Ook zitten er op diverse plekken verlichting en heeft ie een standkachel (die ik nog niet aan heb gekregen). Je zou zeggen mooi en zeer compleet. Maarrr, doordat alles aanwezig is in zo’n kleine ruimte is ie ook wel zeer krap achterin. Het heet een vierpersoonscamper te zijn. Maar je moet wel heel veel vertrouwen hebben in je gezinsband om hiermee met je partner en twee koters op een noemenswaardige reis te gaan. Want ik leef er alleen in en kom al haast leef- en kastruimte tekort. En die ruimte wordt alleen maar schaarser als je het bankje (met enige moeite) uitklapt tot bed. Een klein twijfelaartje. Daarnaast kun je door de inrichting en de vorm van de bus zelf enkel in het keukentje rechtop staan. Verder sta je met gekromde rug. En dan heb ik het bovenbed nog niet eens uitgeklapt gehad. Nu wil ik ‘m ook niet teveel afzeuren, maar mijn gevoel zegt dat ze teveel in zo’n kleine ruimte hebben willen inbouwen. En nu hindert dat misschien minder als je beter weer hebt dan ik de laatste tijd, het is en blijft behelpen. Nu zal dit voor sommigen de droomauto zijn maar niet voor mij. Maar goed, voor zo’n soloreis is het een prima camper.
Zit ik weer in de laatste avond van weer een vakantie. Niet met zo’n zwaar gevoel als toen op mijn laatste reis in Australië. Maar toch vind ik het weer erg jammer dat ook deze trip nu zijn einde nadert. Weer een jaar ouder en weer een reis rijker. Want ondanks dat ik ‘m heel anders had voorgesteld, toch heb ik een leuke reis achter de rug. Veel gezien en ervaren. En op zijn eigen manier heel vrij en zorgeloos. Ging waar ik zin in had (als ik de weg kon vinden, tenminste) en nooit wetende waar ik ’s avonds mijn opwindbare radiootje weer tot leven zou gaan wekken. Al is de rode draad van deze trip toch wel geweest: heen en weer rijden, zoeken en keren, heel héél veel keren. Toch zal ik deze reis niet snel nog eens maken. A: omdat ik vind dat je reizen niet twee keer moet proberen te maken en B: omdat het ook een emotioneel beladen avontuur was door het oorlogsverleden en de vele honderdduizenden grafzerken die ik heb gezien. Al zal ik zeker de omgeving van Ieper nog eens aandoen. Ga morgen nog even wat rondrijden en proberen mijn vismagneet in wat water te krijgen. Om rond vieren weer huiswaarts te keren. Terug naar de aloude routine van moeten en verplichtingen. Want die heb ik, wederom, geen moment gemist.
Wat ik steeds zo’n vreemde gedachte vind als ik over die voormalige slagvelden rijd is dat deze nog geen honderd jaar terug zo verwoest werden en waren. Dat er op die plekken zo hard en genadeloos is gevochten om zulke ‘onbelangrijke’ stukjes grond. Nu weiland of bos, toen een desolaat kraterlandschap gevuld met leed en de stank der verrotting. Overheerst door het nooit stoppende gedreun van exploderende granaten. Echt een bizarre tegenstelling als je nu een boer over zijn akkers ziet tractoren, met boerderijen en dorpjes her en der verspreid. Vredig wuiven de bomen in de wind begeleid door het gezang van vogels. En dat terwijl het leed nog heel vindbaar is op de grond. Als je op die akkers gaat zoeken vind je overal aanwijzingen van die gruwelijke tijd. Geregeld stuitte ik op botfragmenten. Heb er meerdere gevonden. En mijn anatomische kennis is dusdanig dat ik kon zien dat het hoogst waarschijnlijk menselijke botsplinters betrof. Heb ze bekeken en terug gelegd. Iets dat iedereen zou moeten doen. Want die resten van de overledenen horen daar te blijven. Daar waar ze gevallen zijn, op de voormalige slachtvelden van het Westfront.
De situatie aan het front wordt steeds wanhopiger. Hoe doorbreekt men deze alsmaar voortdurende patstelling? De vrees leeft wijdverspreid dat de strijd oneindig door zal blijven gaan. De strijdende partijen zitten vast in hun loopgraven en in een wurggreep aan de linies. Aan de ene kant is het artilleriegeschut aan beide zijden ondertussen meer dan in staat om de verdedigingswerken van de tegenstander compleet weg te vagen. Echter hiermee wordt het landschap dusdanig verminkt dat de grondtroepen, voorraden en het geschut amper terreinwinst kunnen boeken over de ontstane verwoestingen. Maar de verdedigingswerken zijn weer te sterk om er met grondtroepen alleen doorheen te breken. Hoe komt men hieruit?
Aanvallen over en weer gaan onverminderd door. Over en weer gaan de barrages los. Al zijn het nu niet echt meer barrages te noemen. De geallieerden beschikken nu, net als de Duitsers, over een zeer geoliede wapen industrie. Kanonnen en bommen rollen ondertussen sneller uit de fabrieken dan ze op het slagveld verloren gaan of verschoten kunnen worden. Aan beide zijde staan tienduizenden kanonnen dag en nacht op elkander te vuren. Tijdens grote aanvallen sproeien deze zeer talrijke stukken geschut zoveel bommen op de tegenstanders dat het meer weg begint te krijgen van bommenlawines. Vrachtwagenladingen granaten tegelijk worden op de vijandelijke verdedigingswerken gestort. Waarna de grondtroepen proberen de genadeklap uit te delen en een doorbraak te forceren. Zonder grote successen maar met het onvermijdelijke verlies van vele manschappen. Het Westfront gaat ondertussen dan ook gebukt onder de sinistere benaming van; ‘de plek waar de jeugd en de lach verdwijnen’. Het is ook een wereld binnen een wereld geworden. Troepen die het front naderen ervaren een bizarre overgang. Marcherend door groene, vredige, landschappen naderen ze het gebulder en de rook in de verte. Dat steeds meer aanwezig wordt naarmate ze het strijdgebied dichter naderen. Dan passeren ze de achterste linies van het geschut. Waar de zwaarste kanonnen hun verderf staan te spugen. Vanaf daar begint de verwoesting. Waarna ze al snel lopen door een kaal en kleurloos kraterlandschap. Een landschap van dreunen, ratelen en rook. Met overal de geur van de dood, gifgas en verbrand kruit. Dit is het front dat als een 750 kilometer lange gapende wond door Frankrijk en België slingert. Een etterende wond waar drie grootmachten langzaam maar zeker doodbloeden. Doodbloeden door het verlies van een hele generatie mannen die wegrotten op de velden of doodhongeren in hun stellingen.
Door de gestaag groeiende Amerikaanse troepenmacht, die zich bij de Engelsen en Fransen voegt, voelen de Duitsers dat ze nu alles op alles moeten zetten om de beslissende doorbraak te forceren. En dit moet zo snel mogelijk gebeuren. Dus om reservetroepen weg te lokken bij de twee aanvalsfronten van 21 maart en 9 april plannen de Duitsers een grote aanval ten westen van Reims. In het diepste geheim worden vele manschappen, kanonnen en munitie richting dit nieuwe, komende, strijdfront gebracht. En zodra deze voorbereidingen zijn volbracht begint het zeer talrijke geschut op 27 mei om 01:00uur te vuren. Enorme barrages kruipen over de geallieerde stellingen. Beukend en rammend op iedere vierkante meter verdedigingswerk. Meter voor meter graven de bommenregens zich door de verdedigingen. Met de gebruikelijke gevolgen. De Franse stellingen en hun manschappen worden aan stukken gereten door deze miljoenen granaten. Achter de stortvloed van explosies komen de grondtroepen. En wederom breken die, dankzij de extreme beschietingen, door de linies. Op de eerste dag weten de Duitse manschappen het front 15 kilometer achteruit te drijven. De dag daarop nog eens 7 kilometer. Maar mede door de in de buurt gestationeerde Amerikaanse troepen weten de Fransen deze opmars alsnog te stoppen. De geallieerde troepen vechten zeer verbeten, mede omdat de doorbraak zo dicht bij Parijs komt. Hierdoor weten ze nog meer Amerikaanse troepen los te krijgen voor de verdediging van deze regio. De opmars staat stil, Parijs is voor nu gered.
Begin juni proberen de Duitsers het opnieuw. In het gebied waar de eerste doorbraak van “De Keizerslag” is vastgelopen gaan ze wederom proberen door te breken. Opnieuw worden vele duizenden extra kanonnen aangevoerd en opgesteld. En opnieuw beginnen die kanonnen massaal te beuken op de Franse stellingen met alle mogelijke horror tot gevolg. Na dit ongelofelijke sloopwerk, met zijn bijbehorende zware verliezen, komen weer de grondtroepen massaal uit hun loopgraven om het werk af te maken en door te breken. En weer lukt het de Duitsers door de Franse stellingen heen te komen. Na deze zware en bloedige gevechten breken ze de eerste dag 10 kilometer door. De volgende dag weten ze zich nog eens 4 kilometer door de Fransen heen te moorden, met grote verliezen voor beide partijen. En weer weten de Fransen, ondanks de zware verliezen, ze te stoppen.
Op 11 juni beginnen de Fransen en Amerikanen met een tegenoffensief. Ondersteund door zware artilleriebeschietingen, vliegtuigen en tanks vallen rond de 200.000 man aan. Deze grootse aanval weet de Duitse troepenmacht terug te dringen. Met opnieuw vele tienduizenden doden voor beide zijden tot gevolg. De Duitsers geven echter niet op. En na een zorgvuldige voorbereiding begint het feest opnieuw. Dit keer bevindt het gekozen strijdtoneel zich ten westen en oosten van Reims. De oostelijke aanval wordt, om 05:00 uur in de ochtend, traditioneel geopend door een idiote hoeveelheid kanonnen krankzinnige hoeveelheden granaten te laten dumpen op de geallieerden verdediging. Het is een mix van alle denkbare ladingen en gifgassen. Miljoenen kraters worden toegevoegd aan dit toch al geheel aan gort geschoten strijdtoneel. Dan komen de golven troepen ‘over the top’ om de overlevenden af te slachten. Echter is er één tegenstelling met eerdere aanvallen. Want de Fransen hadden lucht gekregen van de ophanden zijnde aanval en hebben hun legers teruggetrokken uit de loopgraven voordat de bommenlawines losbarsten. Enkel de machinegeweer ploegen zijn achter gebleven met hun wapens en munitie, verscholen diep in hun ondergrondse bunkers. Hierdoor zijn al die bommen op vrijwel lege stellingen beland en zijn er heel weinig Franse slachtoffers. Na dit inferno komen de machinegeweer ploegen uit de grond en nemen stelling. Dus wanneer de massale Duitse grondaanval begint loopt het anders voor deze mannen. Het wordt een slachting! Aanvalsgolf na aanvalsgolf wordt uitgeroeid. Het is als een gigantische executie. De aanstormende troepen vallen met honderden tegelijk. Van de vroege ochtend tot diep in de nacht gaat deze waanzin door met als gevolg; onnoemelijke verliezen onder de Duitse gelederen. Ondertussen loopt de westelijke aanval ook vast in de verdedigingen. Ondanks dat de troepen daar nog wel in hun loopgraven zaten en de zware beschietingen dus flink huis hebben kunnen houden. En ondanks de zeer felle en brute aanvallen van de vele grondtroepen, die nog dagen doorgaan, valt ook deze aanval stil. Weer een slachting zonder doorbraak. Het bloeden en sterven gaat door, net als de patstelling.
Op 17 juli beginnen de Fransen aan een grootschalig tegenoffensief, zuidelijk van Cambrai. De Fransen schieten met vele duizenden stuks zwaar geschut op de Duitsers. Het hagelt bommen, waarvan vele 200 tot 500 kilo per stuk wegen. In de openingsbarrages komen er op momenten meerdere honderden van deze joekels van bommen, per seconden, op de Duitse manschappen terecht. De lucht is dik van aarde, hout, hagel, splinters en gas. De soldaten in hun stellingen stappen de poorten der waanzin door. Vele lichamen, geesten en zielen breken onder dit compleet krankzinnige geweld. Na het uren durende geroffel van ontelbare schokgolven en dreunen komen de grondtroepen uit hun stellingen en bestormen de zwaar gehavende Duitse linies. Ondersteund door tanks, vliegtuigen en artillerie. De Duitsers weten, ondanks hun grote verliezen, zeer fel weerstand te bieden. Maar na gruwelijke gevechten moeten ze zich uiteindelijk toch terugtrekken. Op 5 augustus zijn de beoogde doelen veroverd en is deze strijd ‘gewonnen’. Iedereen graaft zich weer in en weer zit het front vast. Alsmaar opnieuw vast. Hoe komt men hieruit? En wanneer? Ten koste van wat nog meer?! En ondertussen blijven over het hele front de bommen maar door beuken en het gas maar sissen. En onafgebroken blijven er mannen sterven.
Dag 18
Duik eerst maar eens onder de douche. Sta immers niet voor niets op een camping. Het nadeel van een camping badhok is echter dat je ‘m deelt met anderen. Net als het water op mijn hoofd klettert komt er iets anders badderen, twee hokjes verder. Nou, ik hoop voor zijn sociale omgeving dat ie thuis minder aandacht wil tijdens dit reinigingsritueel… Het klinkt alsof ze een olifant staan schoon te spuiten met een brandslang en bezem. Een olifant die al geruime tijd geen water meer heeft gezien dan. Wat een geluiden! Hoe ontwikkelen sommigen zulk een schaamteloosheid? Het is volgens mij een soort oerdrift om het territorium af te bakeren. Net als die primaten die geregeld een harde scheet moeten laten. Je onzekerheid camoufleren door een hoop primitieve geluiden te produceren. Een storende eigenschap.
Ga voor de derde dag maar weer op zoek naar oorlog relikwieën. Ga wel eerst langs dat museum waar het gister zo druk was. Museum “Hooge Crater”. Vernoemd naar het oorspronkelijke gebouw dat daar stond voor dat de Eerste Wereld Oorlog uitbrak. En toevallig genoeg ook de locatie van één van de 19 tunnelmijnen die bij aanvang van de derde grote slag om Ieper werden ontstoken. Het museum is ook een privéverzameling. En ik ben zelf altijd wel een verzamelaar geweest, maar man, wat een enorme verzameling is dit! Dat is niet normaal meer. Het is echt heel bijzonder dat er mensen zijn die zoveel tijd, geld en moeite investeren om een dergelijk groot deel geschiedenis bij elkaar te brengen en te conserveren. Prachtig, op een macabere manier. Het is er, jammer genoeg, vandaag echter ook weer vrij druk. Hierdoor ga ik er eigenlijk te snel doorheen. Als ik dan weer buiten sta ga ik nog even langs bij de buren. Het hotel dat is verrezen op de fundering van het in De Grote Oorlog verloren gegane pand ‘Hooge Crater’. In de tuin van dit hotel bevindt zich de krater die achter is gebleven nadat die ondergrondse mijn was afgegaan. Hij staat nu vol water en fungeert dus als vijver. Naar zeggen zes meter diep en een dertig meter doorsnee. En dat valt me eigenlijk best mee, die afmeting. Terugdenkend aan wat ik heb gelezen over die tunnelmijnen en hun verwoestende kracht. Om de krater heen staan wat originele bunkers en stellingen uit die tijd. En heel veel lege hagelgranaten en bomsplinters. Het is zeker interessant om daar rond te lopen. Zo, en nu zelf op pad, bommen zoeken J.
De exacte locaties waar ik zoek houd ik maar voor me, want dit moet niemand mij na gaan doen. En zo rijd ik weer eens tussen de akkers. En ik begin er oog voor te krijgen want al snel spot ik een hagelgranaat. Niet af gegaan en dus nog op scherp. Dan nog één. Pak ze wel even op (kan het niet laten) en leg ze aan de kant van het veld. Moet zeggen dat het verleidelijk is om er eentje mee te nemen, maar ga dat zeer zeker niet doen. Die hagelgranaten zijn juist heel link. De ontsteking van die dingen werkt met een veermechanisme. Deze stelden de kanonniers af op de geschatte vluchttijd van het projectiel, zodat ie in de lucht tot ontploffing kwam. Was ie te laat afgesteld dan boorde hij zich in de kleibodem. En door die dikke klei sloeg die wartel vast. Komt die echter nu alsnog los dan gaat ie gewoon alsnog af. En ik ga me er echt niet aan wagen die ontsteking te verwijderen. Verder door vind ik ook resten van een stelling aan de rand van een veld. Prikkeldraadpalen en ander schoot steken gedeeltelijk uit de grond. Zelfs de ijzeren resten van een geweer, met trekker en al. De loop is egaal rondgebogen, waarschijnlijk door de drukgolf van een granaat inslag. En met mijn suffe hoofd vergeet ik dat geweer mee te nemen! Op een gegeven moment zie ik een flinke granaat in een veld. Het is een bom van +/- 50 centimeter lang en een 20 centimeter dik. Hij weegt zeker 35 kilo, schat ik. Toch wel een tikkeltje vreemd om met zo’n voorwerp in je handen te staan, wetende dat als ie besluit nu af te gaan Bas een verdwijntrucje kan. Nu is er een Bas… BAM! En nu is ie weg! Leg ‘m maar weer terug. En nu zal men denken; ‘waarom belt Bassie niet een instantie om ze op te komen ruimen?’. Maar er komen hier met regelmaat granaten boven. Dus is er in deze contreien een ophaal dienst die het hele jaar door rondrijdt en die granaten ophaalt en vernietigt. En ze allemaal preventief ruimen gaat niet omdat het gebied daarvoor simpelweg te groot is en er teveel in de grond zit. Dan zouden ze honderden vierkante kilometers grond, tot een diepte van meer dan 5 meter, moeten afgraven. Dat is een onmogelijke taak.
Na ruim 200 kilometer tussen de velden te hebben gereden begint het alweer laat te worden. Tijd vliegt als je het naar je zin hebt. Heb besloten vanavond thuis te willen zijn. Heb daar ook nog iets teveel te doen. Dus rond 17:00 uur stuur ik richting snelweg. Op naar huis L.
In de tweede helft van 1918 volgen de slagen elkaar steeds sneller op. De Duitsers voelen dat ze verzwakken en proberen met de moed der wanhoop alsnog de eindoverwinning naar zich toe te sturen. De geallieerden ruiken haast de mogelijke eindzege en zetten alles op alles om deze zo snel mogelijk te behalen zodat de eindeloze verliezen stoppen. En de steeds grotere aantallen soldaten vanuit de Verenigde Staten vullen de linies met hoop en hernieuwde moed. Maar ja, de eind zegen is nog niet behaald. Wat zouden de “Hunnen” nog uit hun mouw kunnen toveren? Hoelang zal de waanzin nog doorgaan?
Om de Duitsers terug te dringen uit de bult in het front die is ontstaan na ‘de Keizerslag’ bereiden de geallieerden een grote tegenaanval voor. De slag om Amiens, zoals deze aanval genoemd wordt, is een grootschalig tegenoffensief die in het diepste geheim in juli wordt voorbereid. Grote troepenconcentraties worden samengebracht. Samen met 500 tanks, ruim 800 vliegtuigen en vele vele stuks geschut. Deze voorbereidingen blijven, tot het uitbreken van de strijd, geheel voor de Duitse legers verborgen. In de vroege ochtend van 8 augustus 1918 begint het geallieerde geschut te donderen. Een muur van explosies vreet zich door de Duitse verdedigingen. Achter deze vernietigende ‘muur des doods’ trekken massaal de tanks en grondtroepen op. De aanvallers treffen weinig weerstand door het immense sloopwerk van de bommenstormen. De eerste verdedigingslinie bevat zo goed als geen overlevenden meer waardoor de geallieerden gestaag voort komen. De tweede verdedigingslinie is er niet veel beter aan toe en ook deze wordt overlopen. Pas bij de derde linie treffen de troepen hun eerste noemenswaardige weerstand. De Duitse legerleiding stuurt alle beschikbare reserves naar voren. Voor elke meter wordt zwaar gevochten en overvloedig gestorven. De tanks ploegen zich gestaag schietend door de prikkeldraadvelden waardoor de grondtroepen eenvoudig door deze obstakels heenkomen. De beloofde luchtaanvallen komen echter pas laat op gang door de dichte ochtendmist. En als deze mist eindelijk optrekt heeft de Duitse luchtverdediging zich kunnen organiseren en worden de geallieerde toestellen “warm onthaald”. Zowel boven als op het slagveld wordt verbeten gevochten met de, voor deze oorlog, gebruikelijke gevolgen. Maar toch blijven de geallieerden vooruit komen in de weken van strijd. De voortgang gaat zelfs voorspoediger dan een ieder had gehoopt. De Duitse legers trekken zich schoorvoetend terug, vechtend tot het laatste moment en voor alles dat ze waard zijn. Voor de geallieerden is dit de slag van een nieuw begin en van hoop. Hernieuwd gevonden hoop dat er misschien toch eens een eind zal komen aan de verschrikkingen. Het lijkt een aanval die niet meer te stoppen is. Al naderen er nu wel twee gevreesde obstakels. Ten eerste de “onneembare” Hindenburg Linie en ten tweede de oude slachtvelden van de Somme vallei. Een zeer zwaar verwoest landschap waar het haast onmogelijk zal zijn te vechten. Laat staan voorraden en materieel te verplaatsen. Ondertussen gaat de strijd september in.
Langzaam maar zeker worden de Duitser van alle kanten bestookt. Eerst vanuit Amiens. Vervolgens breken de Amerikaanse legers door ten noorden van Bapaume. Daarna vanuit het zuid/ oosten vanaf de omgeving van Verdun. Vele tienduizenden krijgsgevangenen worden ingesloten, vele honderden stuks geschut gaan verloren. En ondanks dat de Duitse legers zich terugtrekken blijven kleine eenheden de geallieerden maar aanvallen. Moedig, maar ook wanhopig. Want het begint tot iedere Duitse soldaat door te dringen dat ze de oorlog zullen gaan verliezen. Al is de slachting voor nu nog niet voorbij. Op 26 september is er een grootse aanval van de Amerikanen ten westen van Verdun. En ondanks dat deze overweldigende aanval een groot succes is en de troepen doorbreken komt ie ook weer snel tot stilstand. De aanval is matig voorbereid en daardoor kunnen de bevoorradingen de troepen niet bereiken. Ook kunnen de grote hoeveelheden gewonden niet worden afgevoerd. Deze slag kost de Duitsers echter weer vele manschappen die ze echt niet meer kunnen missen. Ook de Amerikanen verliezen vele tienduizenden mannen. Echter heeft Amerika steeds sneller groeiende reserves. Na deze slag bedankt de Franse legertop het Amerikaanse opperbevel voor de grote hoeveelheden bloed die zovele Amerikanen zo gul hebben laten vloeien over Franse grond.
Op 27 september lanceren de Engelsen en Fransen een grootschalige aanval op de ‘Hindenburg Linie’. Deze aanval gaat natuurlijk weer gepaard met het royaal uitstorten van bommen op de Duitsers waarna de tanks, vliegtuigen en grondtroepen de stellingen bestormen. Door de bombardementen, tanks en het verbeten grondgevecht weten de manschappen door te breken. Ze slaan een gat van ongeveer 18 kilometer breed en dringen zeker tien kilometer door. Dan is het tijd om het circus rond Ieper weer op gang te krijgen. Dus op 28 september vallen de geallieerden (onder anderen Belgische troepen) aan rond Ieper. Wederom barst ‘de storm der waanzin’ los over de slachtvelden van Ieper! Door het slopende geschut en het bittere strijden behalen deze troepen echter verbijsterende resultaten. Ze weten in één dag (!) tot Passendale door te stoten. Dat is het gebied waar in 1917 drie maanden lang zeer zwaar voor is gevochten! Nu worden van Ieper tot Verdun de Duitse troepen terug gedrongen. Maar de strijd is nog niet gewonnen. De Duitsers weten dat ze het niet meer kunnen winnen, maar het is nog steeds oorlog en de legers zijn nog niet bereid om het op te geven. Miljoenen mannen zijn nog steeds in een strijd op leven en dood verwikkeld. En al is deze strijd nu weer een mobiele oorlog, vrede blijft vooralsnog een illuster begrip.
Langzaam maar zeker laat ik de oude slachtvelden achter me. Tuffend met mijn campertje over de snelweg. Heb het gevoel dat ik een deel van mezelf achterlaat op die voormalige strijdtonelen. Want het was wel een emotionele en ook belastende reis om te maken en dan ’s avonds, in mijn uppie, die slachtingen beschrijvende. Heb het gevoel dat ik ben veranderd door alles dat ik heb gezien en beschreven. Voel me somber en zwaar. Maar misschien komt dat gevoel ook wel gewoon door het idee dat mijn reis er bijna op zit. Weer een vakantie die mijn geschiedenis in gaat. Om mezelf wat op te vrolijken zit ik te denken aan het derde deel van mijn relaas over ‘Leven’. Wat is dat? Wat is het dat leven maakt? Waarom is er leven? En komt daar nog iets na en zo ja; wat? En daarvoor, wat is daar dan? Een hoop vragen, vragen waar ik al vaak en lang over heb nagedacht omdat het mij, net als vele anderen, intrigeert. En door dat nadenken ben ik in de jaren ook tot enkele conclusies gekomen die een hoge mate van waarschijnlijkheid in zich kunnen dragen. Dit is wat ik me zoal bedacht heb…
In de natuur (alles om ons heen) heeft alles een tegenpool. En die tegenpolen hebben, als je goed zoekt, altijd een verbindende factor. Een simpel voorbeeld hiervan is vuur. Brandstof en zuurstof op zichzelf doen niet zoveel totdat je er de verbindende factor ontbrandingstemperatuur aan toevoegt. Dan ontstaat ineens vuur. Deze driehoeks verhouding (en zelf vijfhoeks verhoudingen, twee paar tegenpolen met eenzelfde verbindende factor) is volgens mij de sleutel voor het doorgronden van wat leven nu echt is. Ik zal hieronder zo nauwkeurig mogelijk proberen uit te leggen wat ik me bedacht heb.
Wat tegenwoordig de gangbare theorie is is dat er een “Big Bang” is geweest waarbij ruimte, materie, antimaterie en tijd zijn ontstaan. Van daar uit zijn de fenomenen ontstaan die wij herkennen als het universum. Echter denk ik dat er een tegenhanger moet zijn van materie en de antivorm daarvan. Niet van tijd, want tijd ontstaat op het moment dat je ruimte en materie hebt en tijd is dus enkel een waarneming in verhouding met, geen onderdeel binnen een samenhangend verband, maar dat valt ook anders te interpreteren. Wat ik denk is dat bij de “Big Bang” twee parallelle universums (bestaat er een meervoud van universum? Is dat dan universums of universa? Lijkt me sterk dat het universi zal zijn of klinkt dat juist aannemelijker?) zijn ontstaan binnen de ontstane ruimte. Het ene universum bevatte de bouwelementen van materie. Ik denk dat dat uiteindelijk de twee basis elementen materie en antimaterie zullen zijn met mogelijk een derde verbindende neutrale (donkere?) materie als verbindende factor En het parallelle universum dat bestaat uit energie. En logica dicteert dat ook deze uit drie basiselementen zal moeten bestaan (of zelfs vier om de vijfhoeks verhouding te krijgen die mij het meest stabiel klinkt). De basis elementen positieve, negatieve en neutrale (donkere?) energie. Welke samenhangen binnen de verbindende factor ruimte. Echter binnen deze theorie zit een hiaat. Want als alles uit een driehoeks verhouding moet bestaan dan is ruimte de vierde factor en niet de derde. Dus of er bestaat geen neutrale materie en energie of er is een element dat over het hoofd wordt gezien hier. (Al is het wel dat ruimte + twee, van de drie, willekeurige basiselementen materie of energie ook weer een driehoek vormt wat samengevoegd een driezijdige driehoeksverhouding vormt en het geheel eruit laat zien als een driezijdige piramide. En dat past dan weer naadloos in de steeds terugkerende driehoeksverhouding.) Ik denk dat binnen materie de vierde factor donkere materie het meest logisch is en binnen energie er dus ook donkere energie moet zijn met als verbindende factor; ruimte. Want dan valt het onder de vijfhoek verhouding die ik eerder vernoemde. Een basis van twee paar tegenpolen met als gezamenlijke verbindende factor ruimte. Dit zou je kunnen tekenen als een piramide, de sterkste constructievorm in het universum en dus een logische sterke verbinding voor zowel de basis elementen van materie als energie. Al blijft de driezijdige piramidevorm ook zeer goed mogelijk.
Bij het ontstaan van deze twee universa ontstond een enorme uitdijende ruimte met daarbinnen een universum met alle bouwstoffen voor alle mogelijke vormen van materie en binnen dezelfde uitdijende ruimte een universum met alle bouwstoffen voor alle mogelijke energie (want er zijn vele meer soorten energie ontstaan uit deze basis elementen dan de stroom die ons via de reclames zo goedkoop mogelijk door onze strotten geduwd wordt). Voor beide universa geldt dat, net als bij de primaire kleuren, hieruit alle mogelijke variaties mogelijk zijn/ zullen zijn ontstaan. Met het enige verschil dat het vormen van het materie universum miljarden jaren zou gaan duren waarnaast het energie universum vrijwel direct kon samenwerken. Zie het als een enorme drie/ vier (of meer) dimensionale supercomputer waarbij positieve en negatieve energie fungeren als enen en nullen en de neutrale en donkere energie fungeren als natuurlijke tegenhangers daarvan (anti enen en nullen). Hierdoor heeft het ontstane energie universum direct na de Big Bang alle mogelijke kennis en mogelijkheden (verbindingen) kunnen berekenen (maken), echter geen materiele bodem om die oneindige kennis aan te spiegelen of deze vast te houden. Dus moest energie gaan inwerken op materie om die berekeningen stabiel te maken, tastbaar te maken. Echter door het trage verloop van het samenklonteren van de bouwstenen van materie en later van materie zelf verliep deze invloed vertraagd. Ook doordat het energie universum geen geheugen heeft en daardoor niet kan plannen, laat staan sturen. Hooguit duwen. Uiteindelijk heeft die energie zich steeds meer vermengd met de beschikbare materie waardoor zaken als gaswolken en vervolgens sterren konden ontstaan. Waardoor licht kon ontstaan en energie zich kon bundelen en/ of richten (eerst werd de hemel en de aarde geschapen, daarna licht. Waar heb ik dat eerder gehoord?). Hierdoor ontstond dus ook warmte en daarmee de mildere zones waar stabiliteit mogelijk was. Binnen die stabiliteit is energie zich nog meer gaan binden aan materie. Als een schil rond de Aarde en later met vooral de, in deze conditie mogelijk gemaakte, stof aminozuren (een stof mogelijk gemaakt door de inwerking van energie op materie). Hierin konden alle vier de basis elementen van energie zich binden waardoor iets nieuws ontstond; levensenergie ofwel intelligente energie. Deze kon, afhankelijk van hoeveel energie elementen zich erin bonden relatief simpele berekeningen ofwel gedachte vormen en vasthouden. Alles nog heel primitief, maar het begin was gecreëerd. Hieruit was de intelligentie mogelijk om ééncellig leven op te bouwen. Naar mijn idee een redelijk vlot proces. Echter was er nu nog geen geheugen voor de splitsingen die deze cellen begonnen te maken omdat de eerdere cellen sleten en weer uit elkaar vielen zonder, hetzij beperkte, kennis door te kunnen geven, hun energie weer vrijlatende aan het grotere geheel. Dit ging honderden miljoenen jaren zo totdat er een energie combinatie (eentjes en nulletjes + tegenhangers) ontstond die de constructie van DNA kon berekenen en maken. Vanaf dat moment kon een energiekern (om het zo maar te noemen) zijn combinatie van energie + bouw bij celdeling doorvertellen aan de volgende generatie. Op dat moment ontstond geschiedenis en daarmee ontwikkeling. Het zowel leren van fouten, selectie daarop en verbeteringen voor de toekomst (een nieuw begrip). Binnen dit proces begon ook op een gegeven moment het delen van geschiedenis door middel van combineren ofwel voortplanting, zodat de variëteit van kennis en ervaring vele malen groter werd en de ontwikkeling zich nog sneller kon verbeteren. Hieruit ontstond uiteindelijk meercellig leven en een steeds grotere variëteit van in DNA opgeslagen aanpassingen en veranderingen. Als een bibliotheek in opbouw. Hieruit is het leven gegroeid wat heeft geleefd en gedeeld naar wat wij nu kennen en nog komen gaat. En nu zullen er zijn die denken; waarom? Dat is simpel. Het energie universum had in een nanoseconden na de Big bang al alle mogelijke combinaties gevormd om alles te omvatten en te bevatten, alleen kon het er niets mee zonder het vast te kunnen houden en laat staan te visualiseren. Feitelijk wist dit universum alles en niets tegelijk. Zie het als een mens dat vanaf zijn geboorte in een lichtdichte ruimte zit zonder input (voor het voorbeeld moet je maar even vergeten dat het moet eten en dat dat ook input is, maar goed) en die je een taal leert (ja, ook input, maar het gaat om het voorbeeld! J) en dat je vervolgens gaat uitleggen hoe de wereld in elkaar zit aan deze persoon. Zelf heeft ie geen enkele voorstelling van iets door het ontbreken van ieder referentie kader en is dus geheel afhankelijk van wat jij ‘m vertelt. Echter, hoe goed je ‘m ook verteld hoe het op de wereld is. Hoe een leeuw of olifant eruit ziet, hoe blauw de lucht en de oceanen wel niet zijn en hoe het gezang van vogels klinkt. Hoe gedetailleerd je het ook uitlegt, het zal nooit een beeld in zijn of haar hoofd krijgen dat jij voor ogen hebt tijdens het uitleggen. Het zal geen idee hebben wat blauw is, of groen, of groot of klein, leuk of triest, mooi of lelijk. Het mist simpelweg de referentiekaders om zich dat voor te stellen. Dat probleem had het energie universum ook, voor miljarden jaren. Het moest een waarnemingsbron hebben om al het beredeneerde wijsheid vorm te geven. Daarom heeft het al die miljoenen jaren gewerkt aan het opbouwen en perfectioneren van de woningen waar energie zich in kan huizen en waarvan uit het kan waarnemen in alle mogelijke variaties vanuit alle mogelijke invalshoeken op alle mogelijke plaatsen in het materie universum. Om zo het geleerde te kunnen zien, ervaren en mogelijk sturen. En in die van materie opgebouwde woningen huist een klein deel van dat energie universum. Dat, nadat de woning is opgebruikt of beëindigd, weer terugkeert in het grotere geheel. Het is een tijdelijke bundeling die een ieder vormt. Maar niet uitzonderlijk. Het is gewoon een tijdelijke afsplitsing van het grote geheel maar die, naar mijn idee, echter als geheel kan blijven voortbestaan, mits ie maar in balans is van de elkaar in balans houdende hoeveelheden energie tegenpolen met (en waarschijnlijk ook zonder) een stabiele levens energiekern hierbinnen. En dan maakt het volgens mij niet uit of het een balans is van negatieve of positieve energie. Het is het gevoel diep van binnen dat ons vertelt wat we voelen bij wat we doen, denken en laten. Als we ons daar echt goed onder voelen zijn we in een balans. Het is een innerlijke tevredenheid die je dan ervaart. En deze hoeft niet per definitie “goed” te zijn. Er kan ook balans ontstaan als de twee ‘zware’/negatieve energie vormen een balans creëren, maar deze zal in de aarde zakken en voortbestaan (de hel?). Een balans tussen de twee ‘lichte’/positieve varianten zal ook voort kunnen gaan, maar stijgt op (de hemel?) vrij in de atmosfeer of verder. Een stabiele balans tussen alle vier basis elementen om de levensenergie heen zal dan logischerwijs op het Aardoppervlak blijven hangen. Ook zou het kunnen dat al de voorgaande energie variaties zich binden aan of in objecten/ locaties. Wat een hoop vreemds op Aarde zou kunnen verklaren.
Het is voor een ieder levend wezen een stom toeval dat juist hij of zij ontstaat, het is de persoonlijke combinatie van energie, DNA, kennis en ervaringen, maar het is normaal. Zelfs vanzelfsprekend. Want leven is vanzelfsprekend in het universum, zeker het intelligentere leven. Want als er een universum bestaat moet deze ook waargenomen worden om te bestaan. Materie op zichzelf is zich onbewust te bestaan en energie kan op zichzelf geen bewustzijn vasthouden, dus moet er (intelligenter) leven ontstaan om hen te binden en het universum te doen ontstaan. Het hele universum bestaat omdat leven het waarneemt, al het leven, overal. Echter moet hier ook een tegenhanger in zijn om die driehoeksverhouding weer te verkrijgen. En deze tegenhanger is dat materie ons niet waarneemt. Voor materie bestaan wij niet omdat het op zichzelf dood is en dus geen leven of zichzelf kan waarnemen. Onze materiële lichamen zijn slechts kaartenhuizen die tijdelijk samenhang genieten om uiteindelijk wederom in materie alleen terug te keren. Dit maakt ons belangrijk en onbelangrijk tegelijk. Het enige dat ons onderscheidt van de materie om ons heen is de levensenergie die ons opbouwt, zij het tijdelijk. En als die levensenergie in balans blijft gedurende zijn samenhang, of in balans gebracht wordt, kan deze naar logica ook voortbestaan en zelfs doorgroeien. Als levensenergie kern om door te gaan in iets anders; steen, vogel, vis, mens of vrije energie of zelfs iets groters. Wie zal het zeggen. En dat is dan weer de verbindende factor tussen bestaan en niet bestaan. Tussen belangrijk en niet belangrijk. De levensenergie die al het leven tijdelijk vormt. En dan bedenk ik me meteen dat de term hiernamaals een verkeerde benaming is. Het is een constante die verschillende fases en vormen aanneemt. Het zou dus eigenlijk “Het Continium” moeten heten, maar ach… Feitelijk zouden wij dus de instrumenten zijn van een alom aanwezige energienetwerk dat je zou kunnen benoemen als een God, maar dat je zou moeten zien als een gids of oorsprong/ toekomst. Want van goden benoemen komt uiteindelijk toch weer gewapper met boekjes, vastbijten in het eigen gelijk en dus heibel. En zoals ik al zei, het is er niet voor ons, wij zijn er dankzij dat en dat neemt waar door ons en al het leven. Met als doel te visualiseren wat het al had berekend. En onze taak is waarnemen als bevestiging van die berekeningen en het grotere geheel ontdekken. Alles gestuurd door de chaos van alles dat kan gebeuren uiteindelijk ook zal gebeuren. De vraag rest echter of wij mensen er nog lang zullen zijn om dat waar te nemen, of is dat ook iets dat uiteindelijk zal moeten gebeuren om waar te worden genomen? Verdwijnen? Misschien is dat juist onze uitdaging en taak die wij hebben of onszelf kunnen opleggen; in balans leren leven met ons zelf en alles om ons heen. Met de natuur in plaats van ertegen. Zodat we boven de chaos uit kunnen leren komen? Of is het onze taak de chaos zo te leren sturen dat er stabiele orde en harmonie ontstaat? Nou, dan hebben we nog een lange weg te gaan!
En weet je wat nou zo grappig is? Als je vanuit de invalshoek van het hierboven beschrevene de heilige geschriften op deze planeet gaat bekijken dan worden verhalen die eerst nogal twijfelachtig leken ineens veel logischer. Ik denk namelijk zelf dat ik niet de eerste ben die het vanuit deze invalshoek bekijkt en dat die geschriften eigenlijk hetzelfde proberen uit te leggen. Als je voorbij de letterlijke woorden durft te kijken en de diepere betekenis erachter bekijkt. Die teksten zijn namelijk opgeschreven door mensen met een beperkte woordenschat en levende in primitievere tijden, zich slecht bewust van de ins en outs van deze planeet en zijn omliggende ruimte. Al zitten er sowieso ook totaal onlogische verhalen tussen zoals bijvoorbeeld die van de ark en de zondvloed, maar dat komt omdat die geschriften door de eeuwen heen voornamelijk gebruikt zijn/ worden voor het bereiken en uitoefenen van macht (en dus onderdrukking van anderen) en daarom nogal eens onderhevig waren/ zijn aan toevoegingen en/ of correcties vanuit eigenbelang. Wanneer komt de dag dat het blijkt dat zowel de heilige geschriften als de wetenschap het juist en verkeert tegelijk hebben en dat de waarheid weer eens in het midden blijkt te liggen? En dat we die visies niet moeten bestrijden maar leren begrijpen van elkaar. Zodat we de zin eens kunnen gaan scheiden van de onzin. Want of het nu een God heet of Natuur, het lijkt mij niet dat ie zoveel variaties creëert om ons die vervolgens uit te laten roeien omdat wij de enige en echte waarheid denken te hebben. Zo intelligent of belangrijk zijn wij simpelweg niet. Als je bedenkt dat wij mensen pas even lang op de Aarde zijn als een fotoflits in ons leven duurt lijkt het mij verstandiger de wereld iets bescheidener te benaderen. Misschien dat we daarom zo’n drang hebben aan een God te gaan hangen. Omdat we diep van binnen weten dat we eigenlijk zo onbelangrijk zijn. En vergeet daarbij niet dat niet alleen het aanhangen van een God maar ook evolutie en wetenschap een geloof zijn, als je je er aan vastklampt en iedere andere visie naar de prullenbak verwijst…? Maar goed.
En als afsluiting; misschien zijn alle variaties van leven en levens van al het leven, inclusief de flora, er wel daar om de chaos theorie te bewijzen. Net als deze tekst/ gedachte, gewoon weer een andere invalshoek. Want als alles dat kan gebeuren ook zal gebeuren, moet er ook iets of iemand het doen om het te laten gebeuren of ontstaan. Misschien is dit wel waarom de toekomst vast staat; het kan niet anders dan gebeuren. Wie zal het zeggen? Maar wees blij dat we nooit (of minimaal nog lang niet) alles zeker zullen weten. Want wat dan? Dan zit je daar met al je kennis als doorontwikkelde primaat op je rots van al omvattende kennis. Je dood te vervelen omdat er niets meer te ontdekken valt. Leuk hoor. Want kennis is dan misschien macht… onwetendheid is en blijft een zegen! Laten we daar ook vrede mee hebben.
De opmars van de geallieerden gaat immer voort. Ook aan het zuidelijke front verliest Duitsland en zijn bondgenoten gestaag terrein. Eind september geeft Bulgarije zich over. De Duitse legertop en de ministers houden, begin oktober, een beraad. Hier waarschuwen de generaals dat de legers aan het eind van hun kunnen zijn. Hierop melden de ministers dat Duitsland aan de rand van een revolutie staat. Dit is een zeer verontrustende ontwikkeling. Valt het leger dan valt Duitsland, echter valt Duitsland dan valt het leger ook.
Vanuit iedere hoek wordt de roep om het beëindigen van de oorlog steeds luider. Ongeacht winst of verlies van de strijd. Al weten de meeste Duitsers niet eens meer wat het woord ‘vrede’ betekent na zulk een lange tijd van oorlog en ontberingen. Het probleem is echter dat er eerst een vredesovereenkomst gesloten zal moeten worden voordat de strijd kan worden gestaakt. Want als de strijd eenmaal gestaakt is zal geen partij zijn troepen daarna meer aan het vechten krijgen. Duitsland wil nog zoveel mogelijk voordeel uit een vredesverdrag proberen te bedingen. Engeland en Frankrijk hebben daar wel oren naar, zolang het de oorlog maar verkort. Echter Amerika wil daar niets van weten. Het is voor hen totale overgave van Duitsland of doorvechten. Maar zij hebben makkelijk praten. Zij zijn pas net in de echte strijd betrokken en hebben nog niet de verliezen geleden zoals de andere partijen. Dus strijden de partijen voor nu gewoon door.
Op het Westfront gaat het niet overal meer “soepel” vooruit. In Vlaanderen worden de Engelsen en Belgische troepen zwaar gehinderd door de niet aflatende regen. De oprukkende Amerikanen hebben hetzelfde probleem in noord Frankrijk. De Franse troepen vechten nog steeds overal bikkel hard, maar de troepen zijn te uitgeput om echt door te stoten. En de legerleiding durft de manschappen niet teveel onder druk te zetten uit angst voor een opstand onder de soldaten zoals eerder gebeurde. Dat zou in dit stadium fataal kunnen zijn. De Engelsen zijn degenen die de opmars het meest op gang houden, al is de weerstand van de vijandelijke troepen nog zeer groot. Om te illustreren hoe ongelofelijk hard zowel de Engelsen als Duitsers nog steeds vechten blijkt uit de slag om Combrai. De Engelse troepen zijn deze stad op 27 september al tot op vijf kilometer genaderd. En na vele dagen van constante strijd weten ze zich de ruïnes van deze stad pas op 9 oktober binnen te vechten. Dat is twaalf dagen vechten voor 5 kilometer terreinwinst! Denk daar eens een klein momentje over na… 12 dagen lang knokken vele tienduizenden zwaar bewapende mannen om 5 kilometer vooruit te komen! Wat een chaos moet dat geweest zijn!?
Op 17 oktober lanceren de Engelsen opnieuw een groot offensief. Bij de rivier Sel wordt, met de gebruikelijke middelen, een zware slag uitgevochten en gewonnen. De prijs is echter wederom hoog, vele tienduizenden doden. En ze hebben geen beschikking meer over reserve troepen. Het moraal onder de manschappen zakt hierdoor steeds meer in. Ze weten wel richting de 500 kanonnen van de Duitsers in te nemen. Net als rond de 25.000 krijgsgevangenen. En dat is een detail dat deze oorlog siert, krijgsgevangenen zijn geen vijanden, ze worden behandeld als broeders. Er is sowieso geen haat tussen de geallieerden en de Duitse soldaten. Ze hebben diep respect voor elkander omdat ze allemaal leven, strijden en sterven in dezelfde hel. En het is een hel, tot het einde. De zware gevechten blijven overal doorgaan. In de laatste 100 dagen van de oorlog verliest alleen Engeland al nog eens 400.000 man.
Op 3 november geeft ook Oostenrijk zich over. Nu staat Duitsland er helemaal alleen voor.
In Duitsland komt de bevolking overal steeds meer in opstand. Rellen, muiten en demonstraties zijn aan de orde van de dag. Het maakt niemand meer uit wat de uitkomst van de strijd is als ie maar zo snel mogelijk stopt. Citaat: “Beter een vreselijk einde dan verschrikkingen zonder einde”. Hierdoor komen op 7 november de onderhandelaars over de linie richting de geallieerden. Deze komen later samen in een treinwagon in de bossen nabij Compiègne. Hier wordt de Duitse delegatie de onmogelijke vredesvoorwaarden voorgelezen. Eén staat zelfs te huilen bij het aanhoren van de onmogelijke condities. Ze krijgen 72 uur bedenktijd om in te stemmen. Maar zolang hebben ze niet nodig. Op 9 november 1918 tekent Keizer Wilhelm de Tweede de vredesvoorwaarden. De dag daarna vlucht ie naar het neutrale Nederland. De officiële ondertekening van de vrede is op 11 november om 5:00 uur in de ochtend. De datum en tijd voor het staakt-het-vuren is 11 november om 11:00 uur in de ochtend.
In de ochtend van 11 november wordt er nog steeds gevochten en op sommige plaatsen zelfs tot exact 11:00 uur. Dan stopt ook hier het schieten. Even later staat de Duitse pelotons officier op en geeft saluut aan de tegenstanders. Hij formeert zijn mannen en ze marcheren het slagveld af. Het is en blijft een tijd van eer, trots en respect, hoe vreemd dat misschien ook klinkt.
En dus op 11 november 1918 is de oorlog dan eindelijk voorbij. Vier lange jaren van honger, ziekte, lijden en sterven zijn ten einde. Onder de soldaten gaat het gerucht dat de waanzin enkel is gestopt omdat uiteindelijk zelfs de duivel kotsziek moet zijn geworden van al de gruwelijke zonden die zijn gepleegd op de slachtvelden van de afgelopen jaren. De slachtvelden van het Westfront, het Zuidfront, het Oostfront, op de Middellandse Zee, de Atlantische Oceaan, de Grote Oceaan, in het Midden-Oosten, Afrika, Azië en de vele andere gebieden die ook gebukt gingen onder uitzichtloos oorlogsgeweld. De kanonnen zijn gestopt met bulderen, de bommen met dreunen, de machinegeweren met ratelen, het gas met verstikken en de mannen met sterven. Voor het eerst in ruim 48 maanden is het stil aan het Westfront. Wat voor de overlevenden rest is de grimmige taak van het ruimen van de vele miljoenen stukgeschoten lijken en het verzorgen van de vele miljoenen meer zwaar verminkte lichamen en geesten die terugkeren uit de hel. En het heropbouwen van de vele dorpen, steden, infrastructuren, rivieren en landerijen. Hoe komt men ooit weer in het reine met het verlies van een hele generatie? Hoe helen ooit weer de diepe wonden die zijn gereten in de lichamen en zielen van zovele mensen? Hoe kan men ooit weer lachen? Niemand kan het zeggen. En hoe kan men weten dat krap 21 jaar later de haat wederom zal zegevieren en de wind der vernietiging opnieuw door Europa zal waaien? Het directe gevolg van de afgelopen 221 weken van ellende waar de mens van had moeten leren. Maar dat kan niemand nog vermoeden eind 1918. Eerst staan de crisisjaren twintig nog voor de deur. Voor nu is het zwijgen over het verleden en proberen uit de enorme puinhopen weer een bestaan en een toekomst op te bouwen. Van Ieper tot Verdun geen gedreun meer van bommen, enkel de oorverdovende stilte van leed dat is geleden en moeizaam wordt gedragen.
En hoe gruwelijk en grootschalig deze slachtingen ook waren, toch is dit niet de grootste oorlog. In de oudheid zijn er slagen gevoerd die confrontaties als die bij Verdun, de Somme of Ieper ver achter zich laten. Heb wel eens over een veldslag gelezen tussen de Grieken en Persen (niet die van die film) waarbij er op één dag ruim 200.000 Perzische doden vielen. En die lui vochten zonder al de moderne vernietigingsmiddelen. Gewoon met zwaarden, pijlen, speren en bijlen… 200.000 man… in één dag! Al duurde deze slachtingen weer minder lang dan in de Eerste Wereld Oorlog. Nee, de grootste oorlog is niet het gevolg van fysieke strijd, maar de oorzaak ervan. De allergrootste oorlog die wij mensen voeren is de eindeloze strijd die een ieder uitvecht in zichzelf. De strijd tussen onze dierlijke instincten en de ontwikkelde geest die deze oerdriften probeert te remmen. Een strijd van niet ‘zij’ en ‘wij’, maar tussen primitief gewin en beschaafd gevoel. Terwijl we tasten in het duister over het hoe, waarom en wat erna? En hoe je jezelf daar binnen te moeten gedragen. Het is deze onwetendheid die onze onzekerheid veroorzaakt welke onze angst voedt en ons naar het pad van wantrouwen en haat voert welke ons leidt naar conflict, egoïsme en oorlog. Laten we in deze strijd eens vrede proberen te stichten. En als ons dat lukt ontdekken we misschien dat we de balans in onszelf vinden in het midden. Daar waar je levensenergie zich bevindt. Jouw persoonlijke contact met het alwetende energie universum. En als je in vrede durft te vragen krijg je zeker antwoord. Zolang je maar luistert. Dat heb ik zelf al vaker ervaren. En het zijn geen antwoorden van persoonlijk gewin, geld of macht maar van inzicht, wijsheid en geestelijke rijkdom. Waarin we niet persoonlijk winnen maar waar we als geheel verder mee vooruit kunnen komen. Ik hoop dat het zo is, het zou zo mooi zijn. Maar het is een strijd die een ieder in zichzelf zal moeten beëindigen. En ik vraag me af of wij als soort daar ooit klaar voor zullen zijn. Want het kwaad heeft de eigenschap steeds weer zijn kop op te steken als het ook maar even beter gaat. Ach, misschien dat we er ooit komen. Wie zal het weten? Laten we er in ieder geval aan blijven werken.
En ik ben ondertussen terug bij mijn huis. Parkeer de camper en laad mijn spullen uit. “Dag vakantie, hallo dagelijkse sleur” J. Het enige dat mij nu nog rest is het volbrengen van mijn grimmige taak; het uittikken van dit verslag en mezelf wederom belasten met alle gruwelijke details van die lang vervlogen, maar voor mij nog zo levendige, oorlog. Maar goed, daar kom ik ook wel weer doorheen. Sterker nog, ben er nu alweer mee klaar!
Nawoord
In bovenstaand verhaal heb ik niet geprobeerd een exact naslagwerk te creëren over de Eerste Wereldoorlog, al heb ik wel nagestreefd zoveel mogelijk de werkelijkheid weer te geven. Het is een weerspiegeling van zowel de gruwelijke details op de slagvelden als hoe deze oorlog emotioneel op mij is over gekomen. Zo heb ik naderhand ontdekt dat ik bij enkele slagen te hoge dodentallen heb vermeld. Dit is ontstaan doordat ik alle gegevens uit aantekeningen en mijn geheugen heb gehaald tijdens het schrijven gedurende mijn vakantie. En doordat verschillende reportages/ bronnen verschillende getallen aanhouden. Ik heb er goed over nagedacht deze getallen alsnog terug te schroeven in het uitwerken van dit schrijven, maar heb besloten dat niet te doen. Wat ik in dit verslag heb getracht over te brengen is de waanzin en uitzichtloosheid van deze oorlog en de emotionele indrukken die deze op mij hebben gemaakt toen ik zelf steeds meer en meer over deze gruwelijke oorlog ontdekte. En dat enkele getallen hoger zijn dan werkelijk het geval is geweest compenseert, mijns inziens, voor de vele miljoenen soldaten die vielen op andere strijdtonelen die ik onmogelijk ook in dit verslag kon betrekken, maar die wel aan de gruwelijkheid van deze oorlog bijdroegen. Hopelijk compenseer ik hiermee enigszins het onbelichte leed van zowel de soldaten als de volken die, gedurende de zovele slagen die ik niet heb belicht, op zowel het Westfront, Oostfront en, misschien wel de ergste; het Zuidfront, zo zwaar hebben geleden. En natuurlijk van die die op de zovele andere plaatsen op Aarde het ware gezicht van de oorlog hebben gezien en zijn gevolgen moesten ondergaan.
Mijn dank voor het lezen van mijn relaas.




